Op bevestigingspunten voor het (aan te raden) optionele windscherm na, zie je aan het interieur eigenlijk geen verschillen. We komen dadelijk nog even terug op de indrukken die de Beetle naliet, maar stippen eerst even aan wat wél anders is. En dat is de koffer. Die moet het omwille van de beweegbare dakconstructie niet alleen stellen met een veel kleinere klep, uiteraard gaat ook het volume erop achteruit. Van de 310 liter van de versie met stalen dak, schieten er nog slechts 250 over. Een reiswagen is het dus niet (als je tenminste ook nog iemand op de achterbank wil zetten), maar het totale volume is wel vergelijkbaar met de complete kofferinhoud van de vorige generatie.
We zegden het al in een eerdere detailtest: je kan de Beetle eigenlijk erg weinig aanwrijven. Akkoord, de tellerpartij - die VW nochtans specifiek voor de Beetle ontwikkelde - houdt niet stand naast die van andere ‘hippe' retroproducten, maar op vlak van ergonomie is er weinig om over te klagen. De zetels zitten uitstekend, een goede rijhouding is geen probleem en natuurlijk stoot je overal op de gekende VW-componenten. Daarbij zit overigens ook een navigatiesysteem dat ons in tegenstelling tot de rest nog steeds niet kan overtuigen. Je zou toch denken dat de toeleveranciers dat stilaan onder de knie krijgen.
In normale omstandigheden zouden we klagen over het gebruik van hard plastic voor de boordplank, maar in de Beetle past het (in de koetswerkkleur gelakte) item natuurlijk wel.
Verrassingen heeft de Beetle niet in petto, of je moest bij de bestelling vergeten zijn dat de auto slechts voor vier inzittenden is gehomologeerd. Achteraan zit je trouwens beter dan verwacht, in uitgeholde zetels. Die mikken je bips ook wat dichter tegen de bodemplaat aan, waardoor er onder de stoffen afdekkap nog behoorlijk wat hoofdruimte overblijft. De achterruit en de daklijn is wat verder over de oren getrokken, maar gelukkig is een grote zijruit genoeg om de claustrofobische plaaggeesten te verdrijven.