De tweeliter die BMW moedwillig om fiscale redenen in zijn kunnen beknotte, is in staat maximaal 116 paarden los te laten en ziet zijn koppel begrensd op 260Nm. Dat zijn cijfers waarmee je niemand vandaag nog jaloers kan maken. Met een sprinttijd van 0 naar 100km/u in 11,1 seconden bevestigt het papierwerk dat de dik 1,5 ton wegende Drie niet bepaald flitsend - toch voor een sportief georiënteerde gezinswagen - uit de startblokken lijkt te vertrekken.
Het paradoxale van die adervernauwing is dat je dan ook onbewust wat meer aan het gas dreigt te gaan hangen om de vaart er in te houden, waardoor je natuurlijk maar moeilijk in de buurt kan blijven van het beloofde verbruiksgemiddelde van 4,5l/100km. Wij tikten af op een kleine zes liter, en dat is ... meer dan wat we met een 320d ED in gelijkaardige omstandigheden realiseerden. Zo zie je maar.
Als je weet dat het onderstel van de 3 - in tegenstelling tot een hoop minder blauwbloedige concurrenten - vermogens tot ver boven de 300pk in het gareel moet kunnen houden, begrijp je meteen dat de krachtbron onder de kap van de 16d het chassis nooit in verlegenheid kan brengen. Tegenover de vorige generatie werd de 3 stukken comfortabeler, maar bleef het snedige stuurgevoel daarbij wel overeind en dat is in deze 316d niet anders. We blijven de directheid en neutraliteit van de voortrein en de (in deze motorisatie moeilijk uit te lokken) speelsheid van de achtertrein weliswaar appreciëren, maar in combinatie met het magere vermogen dat dit pakket kan bieden, verliezen die verkoopsargumenten helaas wel enig aandeel. Al neemt dat allemaal niet weg dat je ook deze slomere variant van het 3-thema gerust één van de prettigst rijdende bolides in het segment mag noemen.