De eerste keer dat Subaru met een SUV met de naam Forester op de proppen kwam, was in 1997. En sinds die tijd heeft het bedrijf er drie generaties doorgejaagd. Dat betekent dat de kleine Japanse autobouwer in een markt waarin tegenwoordig bijna elke constructeur tot de tanden bewapend de strijd aangaat, ook een hoger evolutieritme heeft gehanteerd dan het marktgemiddelde dicteert. En er is bij deze vierde editie zelfs nog meer aan de hand. Want terwijl je een SUV tegenwoordig eigenlijk nog als nauwelijks meer dan een koetswerkvorm moet beschouwen, met amper terreincapaciteiten en voor het merendeel van de in ons land geleverde modellen zelfs een hulpeloze voorwielaandrijving, heeft het eigenzinnige Japanse merk er vooral voor willen zorgen dat hun exemplaar nog meer capabel werd. Het is aandoenlijk dat Subaru tegen de stroom blijft in peddelen.
Het bedrijf trakteerde Europa eerder al op een zelfontbrander, maar stapte voor de adoptie van dieseltechnologie niet af van de boxermotorobsessie die in het nochtans rijk gevulde automobiellandschap alleen met Porsche wordt gedeeld. Permanente symmetrische vierwielaandrijving maakt eveneens deel uit van het recept, waardoor je in een vergelijking met de competitie natuurlijk steevast rekening moet houden met de meerprijs die de meeste merken voor die technologie aanrekenen.
Het aanbod omvat drie motoren - een tweeliter benzine in een atmosferische en geblazen uitvoering en een diesel die natuurlijk altijd een turbo in de maag krijgt en 147pk opwekt. Die laatste is er vanaf € 29.990 en stoomt naarmate de uitrusting wordt gespekt door tot € 41.490, waardoor we meteen bij de testversie zijn aanbeland. Benzines zijn 150 of 240pk sterk. De basisprijs ervan bedraagt respectievelijk € 26.490 en € 37.490. De marge tussen beiden wordt overigens ook opgeslorpt door de CVT-automaat die standaard is op de krachtigste versie en optioneel leverbaar is op de atmosferische benzine en de gespekte standaarduitrusting.