De Paceman is het zevende lid in een almaar uitdeinende Mini-familie. Al komt deze aankondiging best vroeg. Het model wordt niet bij de dealers - die Mini erg hip ‘stores' noemt - geparkeerd voor 16 maart van volgend jaar. Wie hem eerder wil zien, moet naar het Autosalon van Brussel, waar Mini je wel met veel plezier een bestelbon voorschrijft. Het gamma omvat dan twee diesel- en even veel benzinemotoren, tot de komst van een 218pk sterke John Cooper Works versie. We houden alvast eens de Cooper S-editie met voorwielaandrijving tegen het licht - aangedreven door een 1.6 turbo met 184pk en in staat om een top van 217km/u te halen na de geijkte sprint te hebben afgehaspeld in 7,5 tellen. Prestaties die heel wat doen vermoeden op vlak van rijdynamiek, te meer omdat Mini er een reputatie te eren heeft. Maar die niet helemaal wordt ingelost, met minpunten die we noteren voor de artificieel aanvoelende stuurbekrachtiging en de tractie in uitdagende omstandigheden. Beiden doen afbreuk aan de opwinding die de dalende daklijn van de Paceman belooft. Koersvast, vlot schakelend en - op papier - erg zuinig is deze creatie gelukkig ook. De CO2-uitstoot bedraagt niet meer dan 143gr/km en de constructeur geeft een verbruiksgemiddelde op van 6,1l/100km.
Je moet geen röntgenogen hebben om te zien dat de Paceman gebaseerd is op de Countryman. Hij boet echter wel 20 liter kofferinhoud en twee portieren in. Dat betekent uiteraard dat hij de minst praktische is. En ook de minst voordelige, want in de vergelijking valt hij steevast zo'n € 700 duurder uit (met € 26.900 voor de testversie). Een wat stijvere en gelukkig ook goedgedempte sportophanging is dan wel standaard, maar Mini maakt er geen geheim van dat u in feite betaalt voor het aparte design. Een mini-SUV met een snuifje Evoque. Hier heet dat een Sports Activity Coupe. Het kind moest een naam hebben. Oordeel zelf maar.