Alle clichés ten spijt blijven Franse constructeurs met voorsprong het meest bedachtzaam om elk model, ja zelfs elke variant een heel specifieke ophangingsafstelling aan te meten. De extreem-sportieve varianten niet meegerekend wil dat doorgaans zeggen dat de kaart van het comfort wordt getrokken, ware het dat een sprankeltje sportiviteit nooit echt ver weg is. De Mégane Grandtour beweegt zich dan ook geheel zoals verwacht in het verkeer: nooit te hard en zelden te zacht voor lijf en leden. En als het er eens wat ruiger aan toe mag gaan, valt hij niet meteen door de mand. Het is een compromis dat altijd werkt, ook hier dus.
De krachtbron dan. Er is haast geen model in de Nissan-Renault alliantie of die valt te bestellen met de 1.5 dCi vierpitter. Ontwikkeld door beide partners samen, werd het aggregaat bij het begin van het millennium geïntroduceerd en in steeds meer vermogensvarianten aangeboden. In deze Mégane Grandtour meer bepaald met 90 of 110pk; naast de - nagelnieuwe en door ons felgesmaakte - 1.6 dCi die 130pk aanbrengt, en de 2.0 dCi die in de GT 165pk levert. De 1.5 echter blijft verbazen met zijn flinke werkijver, aangenaam geluid en matige dorst. Het is hoegenaamd geen probleem om het verbruik rond de vijf liter per honderd kilometer te houden. Wat best in orde te noemen valt, al blijft het resultaat een flink stuk verwijderd van het theoretisch gemiddelde van 3,5l/100km. Dat geloven ze bij Renault toch zelf niet?
Hoe dan ook levert dit normverbruik wel een ontzagwekkend lage CO2 uitstoot op, want 90gr/km wordt fiscaal niet bepaald afgestraft. Zuinig of niet, de zelfontbrander wordt gekoppeld aan een goed gespreide zesbak die je in staat stelt om na 12,4 seconden de snelheidsmeter op honderd te krijgen en lekker door te trekken tot 190km/u. Met evenwichtige hernemingen op de koop toe, wat we altijd weten te appreciëren op de autosnelweg.