Vanaf de eerste ogenblikken hebben we zin om onverhard terrein te verkennen. Niet dat de Countryman zich daar volledig toe leent -onze testwagen blijft nu eenmaal vooraan aangedreven- maar hij laat in ieder geval uitschijnen van wel. Onder de bolle motorkap ligt de 2,0l turbodiesel die we eerder in de SD Roadster tegenkwamen, goed voor een maximaal vermogen van 143pk en een koppelpiek van 305Nm. Dat zijn geen immense cijfers en ze lijken een beetje min voor een Mini waar een S achter staat, maar in praktijk valt het allemaal best mee.
De motor gromt en is zelfs redelijk lawaaierig te noemen. Daar waar de Cooper D het nog relatief moeilijk had om de vaart er helemaal in te krijgen, hoeft de SD-variant minder te zweten voor hetzelfde resultaat. Het verplichte sprintje wordt in 9,5 seconden afgewerkt en bij 195km/u is het goed geweest. In absolute cijfers gerekend alweer niet indrukwekkend, maar je krijgt het Mini-rijplezier er gratis bij. Het stuurwerk biedt een redelijke weerstand en wordt lichter naarmate de snelheid vordert, net als het windgeruis dat recht evenredig in volume toeneemt. Uiteraard is dit geen 'kleine' Mini die het kartgehalte levendig houdt, daar zit de hoge bodemvrijheid voor iets tussen. De demping is best stug maar niet te sportief, al werkt de nukkige zestrapsautomaat soms op de zenuwen. In peddelmodus krijgt die zelfs een eigen willetje en daar houden we niet zo van.
Drinken doet deze kerel zoals verwacht iets meer dan opgegeven. Bij een rustige rijstijl houden we het hoofd koel op 5,4l/100km in plaats van de opgegeven 4,6l/100km, maar na gebruik van een enthousiaste rechtervoet komen we al gauw bij 7,5l/100km terecht. Nog steeds geen zonde overigens. En wat de CO2 metingen betreft blijft hij met 122g/km redelijk binnen de perken.