Het laatste exemplaar van de F1 rolde in 1998 van de band, maar hij is duidelijk blijven hangen op het netvlies van ontwerper Frank Stevenson (die eerder ook al de Mini en BMW X5 op z'n palmares mocht schrijven). En je kan begrijpen dat mensen er trekken in zien van de Ferrari 458 Italia (de obligate concurrent voor de vergelijking) of de Lotus Evora. Maar McLaren ziet de nog steeds niet lekker bekkende MP4-12C liefst als krachtig, gespierd en uniek naast pakweg een Pagani Huayra ziet hij er best braaf uit.
Er werd duidelijk gekozen voor een design met een lange houdbaarheidsdatum, maar het blijft nu ook niet helemaal verstoken van agressieve kenmerken. De gapende luchtinlaten op de flanken en de dubbele uitlaat die hoog in de kont zit, bijvoorbeeld. En dan zijn er natuurlijk nog de schaardeuren. Die openen op een futuristische manier: door middel van een zachte blijbeweging met de vingertoppen onderaan de vouwlijn in de deur. Alsof we met onze platte hand de buik van een paard strelen. Je moet het trucje in de vingers krijgen... de kunst bestaat erin de beweging niet te snel en ook weer niet te traag te maken. Maar eens we het onder de knie hebben, kunnen we er niet genoeg van krijgen. Open... toe, open... toe. De eerste klanten van de McLaren krijgen het er wél van op de zenuwen, daarom dat McLaren vanaf september een klein conventioneel drukknopje op de deur monteert. Handiger, maar wedden dat de eerste versies door dat unieke systeem over enkele decennia een stuk meer geld waard zijn?