Zie hem daar staan, de Nissan Murano. We lusten hem wel, met z'n spitse snuit en fenomenale achterpartij. De weinig subtiele dubbele uitlaten doen het beste vermoeden, maar ze blijken er vooral aan te herinneren dat er elders in de wereld ook een 256pk sterke 3,5 liter V6 benzine kan besteld worden. Nee, de wagen starten doe je best met de portieren stevig dicht, want de 2.5 dCi klingelt en klangelt erop los als je hem koud uit z'n slaap wekt. Maar eens onderweg valt het allemaal wel mee: de oudgediende YD25 werd flink onder handen genomen vooraleer Nissan de vierpitter in de Murano onderbracht. Een nieuwe cilinderkop, andere directe injectie met een hogere werkdruk, een doorontwikkelde turbo ... je kent het wel. Naast het vermogen dat nu aftopt op 190pk en het koppel dat 450Nm bedraagt, werd de eenheid ook wat stiller door een vijfde ophangingspunt te voorzien en wat kwistiger met geluidsabsorberend materiaal om te springen. Het blok belooft slechts 8,0l/100km te hoeven drinken bij gecombineerd verbruik, maar wij kregen hem nooit onder de 9,4l/100km - zelfs bij een zeer gezapige inzet.
Nissan koppelt de diesel altijd aan een zestrapsautomaat zonder schakellepels. Net goed, want die hadden toch maar werkloos in de weg gezeten. De bak zoekt zelf het beste verzet uit in functie van de noden van het moment én je rijstijl; zelden tot nooit hadden we het gevoel dat hij de mist in ging, alhoewel hij niet bepaald sportief door het leven wenst te gaan. De Murano houdt het van nature uit liefst allemaal erg rustig, en zolang jij diezelfde instelling deelt, is de aandrijflijn je beste maatje. Snel genoeg - een honderspurt in 10,5s is niet recordbrekend maar wel afdoende, vlot in de hernemingen, maar weinig betrokken bij het rijgevoel en nooit echt lekker klinkend. Het stuur trekt eveneens de kaart van het Rustige Rijden als het voor jou hetzelfde is. Het is pas wanneer je nadrukkelijk vraagt om wat meer vuurwerk, dat je ondervindt dat het op alle vier de wielen onafhankelijk opgehangen onderstel, in combinatie met de intelligente vierwielaandrijving zijn hand niet omdraait voor wat steviger bochtenwerk. Niet dat de Murano zich vlotjes rond de apex laat 'smijten' natuurlijk, maar laten we stellen dat de verwachtingen terzake - afgaande op de duidelijke voorkeur van het geheel voor een comfortabele rijstijl - toch overtreft worden.
Over comfort gesproken: niet alleen de zetels bieden bijzonder veel weldaad aan de inzittenden, ook het onderstel maakt er een erezaak van om zich vooral bezig te houden met het gladstrijken van de ondergrond. Als reismachine is de Murano dan ook een voortreffelijke keuze. Dikke stabilisatorstangen voor- en achteraan pogen de koets recht te houden in de bochten en ook de sportief geschoeide twintigduimers zorgen voor best veel grip, maar hoewel dergelijke ingrepen doorgaans alle comfort aan boord verpesten, hebben wij daar alvast weinig hinder van ondervonden. De Murano vind met andere woorden een heel behoorlijk compromis tussen handelbaarheid en comfort. Met een duidelijke voorkeur voor dat laatste. Duidelijk?