Toyota's Aygo is wat men noemt een kleine stadswagen. Nu willen we niet moeilijk doen, maar de laatste keer dat we het aandurfden individueel gemotoriseerd een middelgrote stadskern te benaderen, zagen we daar vooral heel andere voertuigen de dienst uitmaken. Taxi's, dat zijn pas stadswagens. Lijnbussen ook wel. En van die karretjes met het stuur aan de andere kant, die de goten kuisen na de nachtelijke studentenstrooptocht. Kleine stadswagens? Klein is fijn, maar het nijpend tekort aan parkeerplaatsen doet A-segmenters evenveel pijn. Komt daarbij dat de meeste steden tegenwoordig even warm lopen voor conventionele vierwielers als Limburg voor de processierups. Een karretje zoals de Aygo voelt zich alleszins beter in de stad thuis dan op een autobaan richting zonniger oorden of een bosweg naar nergens toe. Dat spreekt voor zich. Maar maakt het van de Aygo daarom een stadswagen?
Het doet er evenwel niet toe wat we hieromtrent denken: zo niet als stadswagen, dan wel als tweede wagen of als instapper wordt zo'n dappere en betrekkelijk democratisch geprijsde kleine gretig afgenomen. Sinds de lancering in 2005 sleten de Japanners alvast 580.000 exemplaren van de in Europa ontworpen en gebouwde Aygo. In 2008 was het tijd voor een eerste facelift; alleen al in 2011 gingen 85.000 stuks van de hand. Op het autosalon van Brussel 2012 stelde Toyota een nieuwe aanscherping van het concept in wereldpremière voor. En vandaag nemen we de nieuwe Aygo mee voor een praktijktest.