Na meer dan zestig jaar trouwe dienst, is het einde van de carrière in zicht voor de Defender. Generatiewissels waren er in 1957, 1971, 1983, 1999 en 2006, maar ook door die productevolutie heen blijft het resultaat erg dicht bij het originele concept. Inmiddels gebruikt de Defender een achterpoortje in de Europese wetgeving om zichzelf vast te klampen aan z'n plaats in de catalogus. Elk exemplaar is voortaan gehomologeerd als lichte vracht. Ook de versies voor personenvervoer, zoals de 110 SE die wij hier aan de tand voelen. Je gaat er overigens beter niet van uit dat je daarom ook meteen onder het gunstige taxatieniveau voor lichte vrachtvoertuigen valt, want dat is dan weer een Belgische wet en daaraan wijzigt niets.
Het gamma bestaat nog steeds uit de 90, 110 en 130, waarbij de getallen nog steeds staan voor de wielbasis in duim. In het totaal zijn er 14 koetswerkvarianten, ook zoals voorheen. Het nieuws - dat zit ditmaal onder de kap, waar de 2.4l common-rail dieselmotor die van de Ford Transit werd geleend plaats maakte voor de 2.2l die we al uit onder meer de Range Rover Evoque en de Freelander kennen.
De prijsvork van de Defender 90 start bij € 27.600 en gaat tot € 35.300. De 110 is er vanaf 32.100 en stijgt tot € 38.500 (of € 43.080 mét opties in het geval van onze testwagen). De 130 is er in één versie (dubbele cabine pickup) die € 35.300 kost.