Meer dan zes decennia maakt de Defender al carrière. Maar nu is het einde echt in zicht. Land Rover moet al gebruik maken van een achterpoortje in de wetgeving om het model nog in de catalogus te houden. Als lichte vracht (europese homologatie, niet te verwarren met Belgische taxatie). En met een nieuwe 2.2l dieselmotor die voldoet aan de Euro 5-emissienorm. Op papier een tikkeltje zuiniger (met nu ‘slechts' 295gr/km/CO2-uitstoot), duidelijk stiller in gebruik en met een begrenzer die pas bij 145km/u tussenkomt in plaats van bij 132km/u. Met 122pk en 360Nm is hij tegelijk exact even sterk als z'n voorganger met 2.4l longinhoud. De sprint naar 100 duurt dus nog steeds 17 tellen. De 110 is, zeker in de ons voorgereden € 43.080 kostende SE-uitvoering met een heuse vracht opties, verreweg de meest comfortabele van allemaal. Aan z'n terreineigenschappen werd niet getornd. Het model kruipt nog steeds met de vingers in de neus door terrein waar menig aspirant-terreinwagen het voor bekeken houdt.
Aan in- en exterieur is niet gewerkt. Achter de kleine deurtjes van het grotendeels in aluminium opgetrokken iconische koetswerk schuilt een interieur dat wars is van moderne concepten als materiaalkeuze of ergonomie. Maar het is duurzaam als geen ander en onder meer dankzij compacte maar uitstekend steunende zetels is het niet noodzakelijk een straf om er te moeten verblijven. Luxe hoort niet tot de standaarduitrusting, maar wie door de uitrustingsniveaus en de opties bladert, vindt er wel zaken als een airco, elektrisch bediende zijruiten en -godbetert- zetelverwarming. Dat was ooit anders.