Tijdens de laatste Formule-1-wedstrijd op het circuit van Jarama reed Gilles Villeneuve van start tot finish aan de leiding met een auto die eigenlijk seconden trager was dan die van het treintje dat onder z'n achtervleugel hing. Het was de doodsteek voor het circuit, maar het illustreert wel dat op en neer slingerende parcours een genadeloze combinatie van bochten kent. Met haarspeldexemplaren tot lange waaiers met een negatieve banking. Door een gebrek aan een referentiekader voelen ook bliksemsnelle bolides er traag aan, en met een sprinttijd van 7,7 tellen is de GT86 in geen geval een uitschieter. Maar je kan er de dynamische eigenschappen wel uitstekend inschatten. En daarvoor ligt het verwachtingspatroon hoog. In de neus zit niet voor niets een atmosferische tweeliter boxermotor (een blok van Subaru met een injectie van Toyota) die 200pk en 205Nm opwekt. Daarachter vinden we een versnellingsbak die op één lijn staat met de as die de achterwielen doet draaien. Een recept dat garant staat voor een uiterst laag zwaartepunt. Vergelijkbaar met dat van eender welke recente Ferrari, om maar een exoot te noemen.
Wat dat in de praktijk oplevert is een ophanging die veel inschikkelijker is dan die van menig concurrent, het is immers niet nodig om de koets spijkerhard in het harnas te houden. En dat houdt het leuk want het komt de controleerbaarheid ten goede. Je gooit een been naar de elektronische waakhonden en voor je het weet dirigeer je de GT86 met een appetijtelijke dosis overstuur de bocht door. Je ruggengraat krijgt de informatie van het onderstel gevoed zonder dat ze daarvoor het gelag betaald en de gaspedaalrespons is meer dan adequaat. Je moet de naald wel hoog houden maar het typisch klinkende boxerblok valt de rode zone uit het toerentalgebied met overgave aan.
Geldt al het bovenstaande zonder uitzondering voor de drie testexemplaren waar we ons insnoerden, dan viel er nogal wat verschil te noteren in schakelgedrag en remwerking met ‘goed' voor de beste exemplaren en ‘matig' voor de slechtste. En uiteraard scoort de versie met automaat (zes verzetten maar omwille van het gewicht zonder dubbele koppeling) hier minder overtuigend dan de handgeroerde versie.
Dan rest de vraag of Toyota erin is geslaagd het pretcentrum in ons brein te stimuleren en ons aan handen en voeten aan het model te kluisteren. Met een gezonde dosis haast ouderwets rijplezier is het antwoord daarop positief.