We maalden bij deze eerste kennismaking het gros van de kilometers weg met de krachtigste dieselversie. Dat is een 1.5l dCi die 110pk en 240Nm opwekt. Een motortje dat ons ook al in andere modellen kon overtuigen en hier bovendien als enige gekoppeld is aan een zesbak. Bij het cijferwerk staat een top van 175km/u, sprinttijd van 11,6 tellen en een verbruik van 4,4l/100km maar dat is zoals steeds slechts het halve verhaal. Het aggregaat overtuigt in de eerste plaats door z'n soepele, werkwillige karakter. En het dient gezegd dat trillingen en decibels erg beperkt blijven. Dacia gebruikt hier wel 30% meer isolatiemateriaal dan in z'n andere modellen, maar de filtering van invloeden van buitenaf blijft zo goed dat het een tikkeltje verdacht is. De zesbak schakelt overigens vrij accuraat en de pseudo-McPherson voortrein is niet meteen een bron van stuurgevoel maar scoort op precisie eveneens ruim voldoende. Het is immers geen sportwagen.
Waar de ingenieurs zich zonder meer een pluim voor in de hoed mogen steken, is de afstelling van het onderstel. De riante wielbasis was natuurlijk een goed startpunt voor een van comfort doordrongen rijbeleving. Dacia heeft evenwel de controle van de koetswerkbewegingen niet volledig geofferd en het resultaat is een goed controleerbare koets die nooit echt gaat wiegen of deinen en tegelijk voldoende veerweg ter beschikking heeft om wat mishandeling als stof van zich af te schudden. Handig, ook in België en niet alleen in het Marokkaanse Atlasgebergte waar we deze ervaringen noteerden. De keuze om de standaard achtertrein van de MCV te ruilen voor die van de Kangoo levert duidelijk dividend op.
De andere motorversies komen later uitgebreid aan bod. De 1.6 benzine en dCI 90pk hingen bij een korte eerste kennismaking weliswaar wat lomer aan het gas, geen van beiden leverde een fundamenteel andere conclusie op.