Wie zich verbrandt... was beter uit de weg van de Ford Focus gebleven. De i30 mag dan wel McPherson architectuur voor de voorwielen en een multilink-achterophanging hebben - dat betekent niet automatisch dat je de maat kan nemen van de referentie uit het segment. De elektrische stuurbekrachtiging is zo gevoelloos als je kleine teen na een beenamputatie. Een conceptueel gebrek. Je hebt dan wel standaard drie bekrachtigingsstanden, maar die variëren alleen de dosis spierkracht die je op het stuurwiel uit moet oefenen. En de ophanging combineert zachte veren en dempers met een eerder beperkte veerweg. Op goed wegdek geen vuiltje aan de lucht, maar zodra de ondergrond wat uitdagend wordt verslikt de combinatie zich erop. En het onderstuur is onvoorwaardelijk. Ook al niet zoals bij de Focus. Heel voorspelbaar en de achtertrein krijgt op deze manier natuurlijk nooit kuren, maar stuurpret staat best niet al te hoog op je lijst.
De motor - de 1.6l diesel die we hier met 128pk aan de tand voelden in plaats van de Belgische variant met 110pk, loopt evenmin over van werkijver. Dat blijkt ook uit de tijden. Een sprinttijd van 11,5 tellen (110pk editie) is adequaat, zonder meer. Het pookje komt wat rubberachtig over, maar eigenlijk is het schakelpatroon best fijn afgelijnd en zijn de verhoudingen goed gespreid. En de centrale blijft steeds discreet op de achtergrond. Op vlak van rij-, rol- en aandrijfgeluiden ging de decibel-inquisitie doortastend tewerk. Het opgegeven verbruiksgemiddelde van amper 3,7l/100km, onder meer omdat banden met een lage rolweerstand, start/stop-installatie en schakelindicator standaard zijn op alle handgeschakelde versies, is zelfs zonder meer puik.