Dat de Volkswagen-groep z'n interieur (en bij uitbreiding complete auto's) opbouwt als blokkendozen met steeds dezelfde componenten, is -daar gaan we tenminste van uit- inmiddels bekend. Zo vind je dezelfde aircomodule in alles van een Skoda Octavia tot een Audi A4. En dus ook in de Beetle. Maar VW heeft het ditmaal blijkbaar wel over z'n hart gekregen om een specifieke tellerplaat te ontwikkelen. Met een ronde snelheidsmeter en twee halfronde secundaire wijzers ernaast. Sober en minder retro dan de enkele ronde wijzer van de New Beetle, maar tegelijk ook beter afleesbaar dan voorheen. Voor het overige vind je natuurlijk gewoon dezelfde hendels, knopjes en schermen als in een andere VW en daarmee gaat VW in z'n retrovormgeving dus minder ver dan pakweg Fiat of Mini. Wat wel specifiek is en meteen voor een aparte sfeer zorgt is de gelakte boordplank en dito deurpanelen. Geslaagd, vinden we dat. In de boordplank is zelfs een (piepklein) extra handshoenvakje, net zoals bij de oer-Kever. Tast dieper in je buidel en je kan de Beetle meer dan behoorlijk personaliseren. Maar zo begeesterend of charmant als de eerder in deze paragraaf vermelde competitie gaat VW nooit.
Het plaatsaanbod aan de voorzijde is riant. Logisch, want natuurlijk perfect vergelijkbaar met dat van de Golf. Die laatste heeft ook een nagenoeg foutloze ergonomie, bouwkwaliteit en materiaalkeuze en hoewel beide producten aan andere kanten van de wereld bij elkaar gevezen worden, mag je al die positieve eigenschappen gewoon transplanteren.
Achteraan is plaats voor twee inzittenden, in uitgeholde zetels die er niet alleen goed uitzien, maar ook nog eens goed zitten. En door de aanpassingen aan de daklijn heb je ook over de hoofdruimte niet te klagen. En de klapzetels vooraan komen ook steeds weer in hun geheugenpositie terecht. Nee, er is echt weinig op de Beetle aan te merken.