Over smaak valt niet te discussiëren, maar feit is dat de nieuwe Einser meteen de wind van voren kreeg toen diens eerste geboortekiekjes de wereld werden ingestuurd. Gelukkig valt het in het echt nog allemaal best mee. Met wat verbeelding kunnen we de platte snuit, uiteraard voorzien van de obligate niertjes, nog het best omschrijven als het resultaat van een romantisch rendez-vous tussen de X1 en de 5 GT; achteraan vinden we dan weer minder gelijkenissen terug met de andere modellen uit de BMW paddock. Niet dat dit per sé een slechte zaak is: het strekt de autobouwer zelfs tot eer dat het niet vervalt in het kopiëren en plakken van één geslaagde tekenschets op de hele modellijn, waar sommige landgenoten zich nogal eens aan durven te bezondigen.
Met het oog op een optimale gewichtsverdeling werd de op een breder spoor rustende cabine nog steeds nadrukkelijk naar achteren geplaatst. Dat levert optisch alvast een enorme motorkap en een zich van de concurrentie onderscheidende koets op, maar het heeft ook enkele minder prettige nevenwerkingen voor de inzittenden. De twee achter elkaar gemonteerde deuren vallen noodgedwongen nogal klein uit, en het is het voorste exemplaar dat daar het meeste onder lijdt. Dit gegeven, samen met de wel heel erg schuine voorruit, maken de instap vooraan lastig voor iedereen groter dan een meter tachtig. Achteraan werd er dan weer meer beenruimte geoogst dankzij de licht uitgerekte wielbasis. Als we onze externe inspectieronde verder zetten, vallen ook de grote buitenspiegels op, waarvan zal blijken dat ze verantwoordelijk zijn voor de enige windherrie die het compartiment weet binnen te dringen op de snelweg. De kofferklep geeft tenslotte toegang tot een heel correcte koffer. Je krijgt er 360 liter in kwijt, met de achterbanken neergeklapt wordt dat 1.200 liter. Onze Sport Line uitvoering heeft daarboven recht op specifieke alu zestienduimers.