Ook BMW's Z4 kan niet ontsnappen aan het fenomeen van de alsmaar kleiner wordende motoren. Alhoewel de alom geprezen zescilinder-in-lijn weliswaar als 35i verkrijgbaar blijft in het gamma, worden de instapversies vanaf nu voorgestuwd door de 20i met 184pk (163pk begrensd beschikbaar) of de 28i met 245pk, beiden opgebouwd rond hetzelfde 2.0 viercilinder Twinpower benzineblok met twinscroll turbocompressor. We testten al eerder de de knappe roadster met de lange neus, toen nog met de zescilinder tussen de voerwielen. De Z4 sDrive20i gaat zonder opties voor € 36.300 uit de toonzaal, voor de sDrive28i moet €43.200 neergeteld worden. De zes-in-lijn kan besteld worden als sDrive35i voor € 48.500 of als rijkelijker uitgeruste én 340pk sterke sDrive35is voor nog eens € 9.950 meer.
Zowel langs binnen als langs buiten blijft de Z4 een erg aangename wagen. De uitstraling is sportief maar niet compromisloos, in de stijl van de open groottoerders van weleer. Hoewel de basisversie voor een Beier reeds vrij volledig is uitgerust, laat de optielijst geen kans onbenut om de roadster volledig op de wensen (en het budget) af te stemmen van de koper. We onthouden vooral de makkelijke instap, de superieure zithouding en de erg povere opbermogelijkheden. Alle veiligheidssnufjes zijn standaard, doch verwacht niets verrassends. Het onderstel is weliswaar sportief afgesteld, maar waakt over meer dan enkel een minimum aan comfort. Een klein compromis waarvan de gevolgen gelukkig enkel bij zeer sportief smijtwerk aan de oppervlakte komt bovendrijven. De nieuwe viercilinders, waar het uiteindelijk in deze test vooral om draait, hebben tenslotte niet de minste moeite om het rijplezier op een hoog niveau te houden, wat ze realiseren door het combineren van een aangenaam geluid, bruikbare trekkracht en al bij al een bescheiden brandstofverbruik.