Volgens Lancia wordt luxe met de Ypsilon een unieke ervaring die een emotie oproept: het plezier te "bezitten", maar zonder opzichtig vertoon. Tranen van ontroering zijn ons gespaard gebleven, maar de vlag dekt wel grotendeels de lading. Het is fijn toeven achter het stuur van de Ypsilon, want het karretje biedt veel grip en het precieze stuur staat garant voor een amusante portie gooi- en smijtwerk. Esthetisch valt het allemaal wel mee, maar opvallen ga je er niet mee doen.
Deze in een driedeurs vermomde vijfdeurs biedt voldoende ruimte aan de bestuurder en bijrijder. Achteraan is het verhaal minder rooskleurig: passagiers zitten er weliswaar best comfortabel, maar ze mogen niet groter zijn dan 1m70 of ze riskeren bij hobbelige wegen (en zo kennen we er wel een paar) een onaangename aanraking met de achterruit. Er zijn wel meer welles-nietes kantjes aan deze Italiaanse: het zicht naar voren is prima, naar achteren dan weer ondermaats; comfortsnufjes zijn talrijk aanwezig en kwijten zich probleemloos van hun taak, maar ze instellen blijkt vaak een ergonomische nachtmerrie te zijn.
Wij reden met de 95pk sterke Lancia Ypsilon 1.3 Multijet diesel in Platinum uitvoering. Die moet € 17.990 kosten zonder opties. Voor dat bedrag is de Ypsilon dan wel goed uitgerust, op enkele veiligheidssnufjes na. Metaalglanslak (€ 350), een panoramisch schuifdak (€ 850, een aanrader), bi-xenonlichten (€ 900) en een snelheidsregelaar (€ 200) brengen de prijs van onze testwagen op € 20.290. De CO2 uitstoot blijft beperkt tot 99gr/km, waardoor je (nu nog) kan rekenen op een federale eco-korting van 15%. Het blokje is uitgerust met een start&stop functie, die jammer genoeg niet van de snelste is. Wij hebben een gemiddeld verbruik van 5,4l/100km opgemeten, een stuk hoger dan het opgegeven gemiddelde van 3,8l/100km, maar ecologische rijders doen vast en zeker een stuk beter. De instapversie, de benzine 0.9 TwinAir Gold gaat de deur uit voor € 14.990. Met deze prijszetting zet de Ypsilon zich zelf zowat in het midden neer van het segment, tussen de (iets) goedkopere Fransen en Japanners, en de (iets tot veel) duurdere Duitsers.