Toyota behield de architectuur van de vorige Yaris, maar paste wel de lengte tussen beide assen aan. Een grotere wielbasis is goed voor de rechtuitstabiliteit en het duurt slechts meters eer je dat gewaar wordt. De ingenieurs zorgen eveneens voor een zeer adequate combinatie van veer en demper. Die bewaakt het comfort van de inzittenden en zorgt er anderzijds niet voor dat de Yaris zich al te veel vrijheden gaat permitteren.
Het stuurwiel heeft niet altijd even veel zin om terug te keren naar de rechtuitstand terwijl de voortrein tegelijk een tikkeltje nerveus reageert op zeer kleine stuurbewegingen. Beiden zijn symptomen van de elektrische stuurbekrachtiging. Die helpt wel om brandstof te besparen, en daar springt deze 1.4l D-4D met 90pk en 205Nm trekkracht best zuinig mee om. Officieel heeft het model slechts 3,9l/100km nodig. Natuurlijk haal je dat niet, maar met wat zelfbeheersing hou je het wel in de buurt van 5 liter.
De diesel produceert uiteraard vibraties en Toyota kan die -eigenaardig genoeg- niet compleet weren. Als je het pedaal een stamp geeft, is de trilling in de zetels voelbaar. ‘T is niet zo zeer storend, dan het marquant is. Opschieten doet de Yaris wel. Roer vakkundig door de handbediende zesbak en je kan in 10,8 tellen naar 100km/u en met het pedaal tussen vloer en schutbord geklemd haal je uiteindelijk 175km/u. Een vlottere Yaris bestaat niet.