Dat de Mini een succes is, hoeven we u niet te vertellen. De moderne interpretatie van het Britse stijlicoon uit de jaren zestig vertoeft in grote getale in milieus waarin stijl en imago moeten samengaan met respectabele rijeigenschappen. Voor moederhuis BMW is Mini zelfs een Godsgeschenk, zonder welke de financiële onafhankelijk van de relatief kleine constructeur vandaag een vraagteken was geweest. De guitig ogende kleine designbommetjes leveren een aanzienlijke bijdrage aan de rendabiliteit van de constructeur, en dat meteen van bij het begin. Gesterkt door het succes van de eerste generatie ontstond al gauw een (grotendeels geïmproviseerde) Cabrio, een originele Clubman en nu... een heuse vierdeurs met SUV-allures. Zowel de Cabrio als de Clubman hebben historisch bestaansrecht. De tweede helft van vorige eeuw bouwde Austin immers ook dergelijke modelletjes. Om de Countryman te verantwoorden moet Mini de geschiedenis meer geweld aandoen. En terwijl de driedeurs Mini al behoorlijk obees is in vergelijking met z'n voorvader, heeft deze Countryman ronduit monsterlijke afmetingen. De vraag of dergelijk product dan ook thuishoort onder dit merk, beantwoordt je best vanuit een economisch perspectief. Het is bedoeld om meer geld uit het merk te slaan, niet om te voldoen aan de filosofie die aan de oorsprong van z'n herrijzenis stond. Die wordt eens te meer verder uitgehold. Een keuze die op korte termijn rendeert, maar op lange termijn nefast kan zijn voor het hippe, funky imago van het merk. Of niet.
Het gamma van de Countryman bestaat uit vijf benzineversies. Allen gebaseerd op hetzelfde 1.598cc-blok, maar achtereenvolgens 98, 115, 122, 163 en 184pk sterk (de laatste twee zijn drukgevoed) en met een prijskaartje van € 20.660 tot € 29.960. Dieselen kan met een 90pk sterke One D voor € 22.260 en 110pk krachtige Cooper D vanaf € 24.410 uit een identieke cilinderinhoud als de benzinecentrales. De optie- en uitrustingslijsten laten verbloemd verwoord veel ruimte voor personalisering. Vandaar ook dat onze aardig maar niet tot het uiterste aangeklede test-Cooper D al een inspanning van € 35.085 vergt, en niet eens over vierwielaandrijving beschikt. Dat zou nog eens € 1.650 extra gekost hebben. Een prijskaartje dat Mini zal moeten verantwoorden en het bij aanvang van deze test alvast voor een zware taak stelt. Voor die prijs heb je namelijk héél veel alternatieven. Een topversie van de Ford Kuga bijvoorbeeld. En zelfs zonder de excursie door de optielijst, doe je elders beter. De Nissan Juke, die weliswaar met een andere vormtaal hetzelfde segment bespeeld, kost als diesel nooit meer dan € 21.150. De 190pk krachtige Juke op benzine is met vierwielaandrijving en elektronisch gestuurd achterdifferentieel nog ruim € 8.000 goedkoper dan een vergelijkbare Countryman. Eigenlijk kan je gerust stellen dat de Countryman zich in z'n niche alleen al door de prijs van elke concurrent distanciëert.