Het is van 2007 geleden dat we de Hyundai i30 testten. Met het model zette het Koreaanse merk een Zevenmijlsstap voorwaarts in het segment van de middenklassers. Inmiddels zijn we drie jaar verder en heeft de i30 zich gevoegd naar de noden van deze tijd. De vormgeving is lichtjes aangepast, vooral om de luchtweerstand te optimaliseren. Meer karakter heeft de i30 er niet door gekregen.
Aan de binnenzijde ontdekken we een ander instrumentarium dan drie jaar geleden. Het interieur kwalificeert als ruim. De ontwerpers hebben zich geen moeite gespaard om het plaatsaanbod ruimer te laten lijken dan het is, bovendien is het opvallend hoe ‘eerlijk' Hyundai de ruimte weet te verdelen tussen voorste en achterste passagiers. Zelfs met 1,90 m lengte en de bestuurderszetel maximaal achteruit, is zitten op de achterbank geen strafexpeditie. De koffer lust 340l en met de achterbank neergeklapt wordt dat 1.250l.
De veiligheidsuitrusting omvat steeds stabiliteitscontrol en zes airbags. De 1.6l dieselmotor levert 90pk en 235Nm en wordt aan een start/stop-systeem en een handbediende zesbak gekoppeld. Hyundai belooft 4,3l/100km en 110gr/CO2/km, maar lager dan 5,4l zijn we niet geraakt. De elektrische stuurbekrachtiging is compleet gevoelloos, de ophanging beperkt het comfort en de banden met lage rolweerstand laten je snel kennismaken met het onderstuurde karakter van de i30. De prestaties zijn matig - vooral de acceleratietijd; 100km/u halen duurt 15 tellen. En je kan het Hyundai nauwelijks kwalijk nemen - een (beetje) extra zuinigheid vereist bij elk merk dezelfde toegevingen.
De testversie kostte met al z'n toeters en bellen € 21.949, maar je kan al eigenaar worden van een i30 Bluedrive vanaf een redelijke € 17.949.