Onder de (schier eindeloze) motorkap van de SRT8 zit een in de lengte gemonteerde V8 met 6,1l slagvolume. En let op, de rest van de technische specificaties zijn ook veelbelovend, op de vijftrapsautomaat na. Want in tegenstelling tot de Mustang en de Camaro heeft deze Challenger rondom een volledig onafhankelijke ophanging en heeft de achterkant een zelfsperrend differentieel. Met alle gewicht op de voortrein, lijkt dat op het ideale recept voor de powerslides die het plaatselijke politiekorps ongetwijfeld doen kirren van plezier. Merk even op dat we door de vingers zien dat de V8 het stelt met één in- en uitlaatklep per cilinder, een compressieratio van 10,3:1 heeft en liefst geen benzine onder 91ron heeft. In onze contreien is 95ron het minimum. Op de elektronische injectie na is het blok dus een verzameling onderdelen die stammen uit de tijd van de tweede wereldoorlog. Daar lig je waarschijnlijk maar van wakker tot je de achtpitter in een tunnel de sporen hebt gegeven. Wat een klank! Het gaat van achtergrondgebrabbel tot een hees gebulder. Je zou er bijna bij vergeten vermelden dat het rechterpedaal je toegang geeft tot 425pk (bij 6.200t/min) en 570Nm trekkracht (bij 4.800t/min). Dat klinkt dorstig... en dat is het ook, maar we hadden erger verwacht dan de piek van 18l/100km die we hebben geregistreerd.
Stabiliteitscontrole lijkt geen overbodige luxe, maar hoewel de hemelsluizen tijdens de testperiode niet dicht geweest zijn, hebben we de elektronische waakhond in slaapstand gehouden. En onze reacties klaarwakker, gelukkig. De achtertrein is zo instabiel als een nijlpaard op een ijspiste. Er in een bocht het gas ophouden levert gegarandeerd overstuur op. De hydraulisch bekrachtigde tandheugel (door de grote ontdubbeling) is zo onnauwkeurig als de witte Kerst van Frank Deboosere en de timing van de schakelmomenten van de automaat is even oordeelkundig als die van de strooidiensten in december. Dat lijkt bijzonder hachelijk, maar het gevaar wordt (een beetje) getemperd door het vergevingsgezinde karakter van de Challenger. Je kan niet tot op de millimeter nauwkeurig corrigeren. Deze Muscle Car komt dan ook uit een land waar asfalt doorgaans rechtdoor loopt en in overvloed aanwezig is. Maar de Challenger is een goedzak, die z'n overstuur relatief eenvoudig laat intomen. Alleen bij hoge snelheden is het uitkijken geblazen. Het is al even geleden dat we een auto hadden zie z'n kont opzij zette omdat we tijdens het inhalen per ongeluk over de witte stippellijn reden. Als ons geheugen ons niet in de steek laat, was dat de Dodge Viper. De remmen zijn van Brembo, en behoorlijk groot (36mm voor de voorste schijven), maar omdat de Challenger ook 1,9 ton weegt zijn twee stevige rembeurten voldoende om ervoor te zorgen dat het rempedaal aanvoelt als ontstoken tandvlees.
Dat lijkt dus allemaal niet zo goed. En objectief gezien is de Challenger geen topscorer. Anderzijds is z'n sprinttijd van 5 tellen behoorlijk indrukwekkend. Maar vooral; de Challenger is een absolute pretmachine. Je vergeet algauw dat je in te brede zetels zit, omgeven door troosteloos plastic met rijeigenschappen die volgens objectieve criteria op z'n minst ‘dubieus' zijn. Deze Dodge scoort op alles wat moeilijk of niet meetbaar is. Buikgevoel in de eerste plaats. Al na 100km krijg je het gevoel dat dit een creatie is van autoliefhebbers die rijplezier verkiezen boven het velletje papier dat één of andere ongetwijfeld zeer geleerde ingenieur hen in de handen stopt. De Challenger moet zowat de grootste pretmachine zijn die in 2009 door onze handen is gegaan. Kortom, deze auto is zo briljant als hij slecht is. De score voor rijeigenschappen heeft hij dan ook helemaal aan z'n funfactor te danken. En waar is onze emmer Fried Chicken Wings nu gebleven?