Laat ons beginnen met het meest voor de hand liggende aspect. De Challenger is een behoorlijke vlaai (excuseer, pie) van een auto. In de breedte meet hij net geen twee meter, de lengte tikt net boven vijf meter af en de hoogte is 1,45m. Het lijnenspel is gebaseerd op dat van de meest iconische Challenger van allemaal; de versie die in de seventies het witte doek onveilig maakte in Vanishing Point. Een film die zo slecht was dat een cultstatus onvermijdelijk was, en hetzelfde geldt voor de Dodge. Ford was zo visionair z'n jongste Mustang in een retro-kleedje te steken. En die viel zo goed in de smaak dat Dodge en Chevrolet bijna over elkaar stormden in hun haast om een antwoord te formuleren. Deze Challenger heeft bijgevolg een lijnenspel dat zo uit de jaren zeventig gerukt is. Gelukkig is het niet helemaal wars van functionele details. De rubberen achtervleugel en luchtinlaten op de motorkap hebben zowaar nut.
Deels omdat we ons verwachtingspatroon hadden bijgesteld, viel de buitenafwerking goed mee. Akkoord, naar Europese normen heb je een tochthond nodig voor achter de koetswerknaden, maar ze lopen op z'n minst gelijk. En de achterruit is gelijmd en niet ingewerkt in een rubberen rand à la 80's zoals op de Chrysler PT Cruiser. De portieren hebben frameloze ruiten en die sluiten ook nog eens perfect. So far, so good.
En dan moeten we het nog eens over uitstraling hebben. Want, geef toe, de Challenger ziet er "dik" uit. Diep liggende dubbele koplampen, een vette pretentieloze kont, koetswerkpanelen die als het ware om de 245/45 dikke rubbers zijn gespannen... De Challenger hoeft niet in beweging te zijn om indruk te maken.