Ook voordien hadden de autoconstructeurs al geprobeerd vrouwen met hun producten aan te spreken. Maar de Dodge La Femma was de eerste die specifiek met dat doel was ontworpen. Het model werd snel op de markt gebracht nadat het publiek tijdens een autosalon het jaar voordien enthousiast had gereageerd op een vergelijkbare conceptauto, niet van Dodge, maar van Chrysler. Met de goedkope benzineprijzen van de jaren ’50, de gunstige economische situatie, een snel groeiend snelwegnet en een vlucht naar de voorsteden bestuurder almaar meer vrouwen een auto. Gezinnen met twee wagens waren geen uitzondering meer.
In de lente van 1955 werd de La Femme op de markt gebracht. Het was een speciale uitvoering van de Custom Royal Lancer, destijds het tweedeurs topmodel van de constructeur. De aankleding was bepaald niet subtiel; de nieuwe “Fashion Flair” styling van Dodge zorgde voor een lager en breder ogend model. De spatborden, bumpers en flankbeschermers waren van opzichtige hoeveelheden chroom voorzien en de bolle voorruit was op de luchtvaart geïnspireerd. De La Femme kreeg een koets in twee exclusieve kleuren Ő Heather Rose en Sapphire White-, de wieldeksels waren roze en op de voorste spatborden prijkte een verguld “La Femme”-logo.
Het door de ontwerpers van Dodge gecreëerde interieur was niet minder opvallend. Een weelderige stof met een patroon van rozenknopjes voor de stoelbekleding, roze en zilver voor de deurpanelen en een vinyl bekleding in overeenstemmend roze. Het instrumentenbord viel op door zijn vloeiende vormgeving, zijn twee kleuren (zwart bovenaan en roze onderaan) en zijn uitnodigende bedieningsknoppen. Daaronder een nieuwe en op het instrumentenbord gemonteerde bedieningshendel voor de PowerFlite automaat van de La Femme. Een verguld naamplaatje op de deur van het handschoenvak en een dik bordeauxrood tapijt maakten het plaatje compleet. Maar het opvallendst waren de persoonlijke accessoires om mevrouw altijd in perfecte “La Femme” stijl te houden, waar ze ook naartoe ging. Die werden in aparte compartimenten achter de voorzetels opgeborgen. Uit de lange lijst: een paraplu, met hetzelfde patroon in rozenknopjes en een aangepaste beschermhoes met rits, een opmaakset in roze kalfsleer met spiegel en lichtroze poeder, een gouden lippenstifthouder, op zijn beurt met een bekleding in roze kalfsleer, voor de favoriete lippenstift van mevrouw, een opmaakspiegeltje in een wijnkleurige stof... Dodge wou ook een set regenlaarzen meeleveren, maar zag daarvan af toen bleek dat het te moeilijk zou zijn om iederen bestuurder een paar laarzen in de juiste maat te bezorgen.
Onder de kap van de Dodge La Femme zat een ruim bemeten 4,3l V8 die bij 4.400t/min 183pk ontwikkelde. Wie een extra kick (193 pk) en een nog krachtiger motorgeluid wou, kon tegen een meerprijsje opteren voor het pakket « Super-powered Red Ram » met een carburator met vier kamers, een dubbele uitlaatpijp en een verlaagde ophanging.
De marketingmensen interpreteerden de nieuwsgierigheid voor een vrouwelijke conceptauto verkeerd. In de haast om een eerste dergelijke serieauto te bouwen vergleed Dodge tot een zeer stereotiep beeld van het marktsegment en schatte het de kopersinteresse verkeerd in. Zo werd de La Femme een auto die de meeste vrouwen niet wilden of niet nodig hadden. Bovendien was de La Femme enkel verkrijgbaar in de lente. Met reclamecampagnes, voornamelijk tijdschriftenadvertenties, werd getracht de auto bekendheid te geven, maar ook dat flopte. Na modeljaar 1956 werd de reeks uit productie genomen. De teller stond niet eens op 1.000 stuks. Heel wat klanten van het merk wisten niet eens van het bestaan van de La Femme af.