Het zal in 2004 weinigen ontgaan zijn dat het van oorsprong Aziatische Daewoo zich na een overname door motorgigant GM de naam Chevrolet had aangemeten. Een marketingtruuk om het imago te boosten, de valkuilen van de Koreaanse merknaam te vermijden (hoe spreek je Daewoo nu weer juist uit?) én meteen de merkbekendheid naar een hoger plan te verheffen. Dat het feest maar van korte duur was, werd onlangs bewezen, toen aangekondigd werd dat Chevrolet de biezen pakt uit Europa. Net als (net) iets meer dan de helft van de Zwitsers zou willen. En daar kan al eens een afstammeling van Louis Chevrolet tussen zitten...
Liefde voor Amerika
Louis Chevrolet werd geboren op Eerste Kerstdag 1878 in het Zwitserse dorpje La Chaux-de-Fonds dat in een - nog steeds - niet zeer welstellend deel van het Jura-gebergte ligt. Negen jaar later verhuisde de familie -vader en moeder Chevrolet en de kinderen Alfred, Louis, Fanny, Berthe en Arthur- naar Beaune, waar vader Joseph werkte als uurwerkmaker. Daarna kwamen nog twee kinderen; Marthe en - in 1892 - Gaston. Louis erfde zijn vaders fascinatie voor techniek, maar koos een andere richting; in 1896 vond hij een baan bij het sleepbedrijf Roblin. Zoals in de beginjaren van de automobiel gebruikelijk was, repareerde dat ook rijtuigen en fietsen. Louis werd in één klap verliefd op de automobiel én de VS, toen hij werd weggeroepen om de auto van de Amerikaanse miljonair Vanderbilt (die toen in de regio verbleef) te herstellen.
Louis Chevrolet ontplooide in Beaune een passie voor racen, zij het met de fiets. Hij was niet onverdienstelijk en dankzij zijn ‘Gladiator’-fiets kreeg hij idee en opportuniteit om de sprong naar Parijs te maken. Hij kreeg een baan in een garage van autofabrikant Darracq, dat toen ook de Gladiator-fietsen bouwde. Daar verwierf hij inzicht in de nog jonge techniek van de verbrandingsmotor. Er wordt ook gezegd dat Chevrolet actief was bij De Dion-Bouton, Hotchkiss of Mors, maar daarvan is geen bewijsmateriaal. Het geld dat Louis in Parijs vergaarde, financierde zijn overtocht over de Atlantische Oceaan. Hij trok eerst naar Canada, waar hij werkte als coureur en monteur, en reisde enkele maanden later door naar New York.
Dare-devil Frenchman
In New York werkte de jonge immigrant eerst in een garage en later bij de Amerikaanse tak van De Dion-Bouton. Bij z’n eerste autorace in 1905 - met een Fiat - haalde hij meteen de voorpagina door de ‘Three Miles’ te winnen en een nieuws snelheidsrecord ‘op de mijl’ (109,7km/u) te vestigen. Een jaar later stapte hij over naar Walter Christie om te helpen bij de ontwikkeling van een racewagen (V8 en voorwielaandrijving). Chevrolet bleef de jaren daarna actief in de autosport, geflankeerd door zijn broers Arthur en Gaston, die intussen ook de oversteek hadden gemaakt. Louis racete onder meer voor Buick, Cornelian en Frontenac. Vaak had hij de wagens zelf ontwikkeld. De racecarrière van Louis, die intussen door het Amerikaanse publiek ‘the dare-devil Frenchman’ werd genoemd (ze hadden het toen al bij het verkeerde eind), eiste echter een zware tol. Tussen 1905 en 1920 lag Louis in het totaal drie jaren in het ziekenhuis en toen op 25 november 1920 zijn broer Gaston omkwam tijdens een wedstrijd, hield hij het racen voor bekeken.
De eerste Chevrolet
Chevrolet was dan wel als coureur actief bij Buick, zijn pad kruiste diverse malen dat van General Motors oprichter William ‘Billy’ C. Durant. En Durant erkende het vernuft van Chevrolet. Op 3 november 1911 startten de twee samen de Chevrolet Motor Car Company. Begin 1912 rolden de eerste Classic Six-modellen de fabriek in Detroit uit. Eindelijk was er een auto met de naam Chevrolet. De samenwerking was echter van korte duur. Al in 1913 verliet Louis het bedrijf dat zijn naam droeg. Durant wilde immers auto’s ‘voor de man op de hoek’ produceren. Betrouwbare en gebruiksvriendelijke modellen - binnen de tijdsgeest - dus. Een visie die het merk op de thuismarkt nog steeds volgt. Chevrolet zelf zag meer in kwalitatief hoogwaardige, innovatieve en technisch hoogstaande modellen.
In 1914 richtte Chevrolet het merk Frontenac op, met het oog op de vervaardiging van high-tech racewagens. De innovaties trokken de aandacht van de industrie en ondanks een moeilijke economische situatie werd in de jaren ’20 een door Chevrolet ontwikkeld model gebouwd door Stutz Motorcar Co. In 1926 kwam hij ook samen met zijn broer Arthur op ‘Chevrolair 333’ en bouwde hij een lichte vliegtuigmotor. Maar omdat het tussen beide broers niet meer boterde, werd die onderneming weer opgedoekt. En de Chevrolet Air Company die vervolgens boven de doopvond werd gehouden, ging ten onder door de economische crisis.
“Movement is the universal language of personal freedom.”
In 1932 ontwikkelde Louis Chevrolet nog een tiencilinder radiaalmotor, maar toen het patent drie jaar later geregistreerd werd, beschikte hij niet meer over de middelen om het bedrijf meer leven in te blazen. Aan het eind van zijn carrière werkte Louis dus weer gewoon als monteur, bij de Chevrolet-fabriek in Detroit nota bene. Op dat ogenblik waren al meer dan 8 miljoen wagens met zijn naam gebouwd.
1934 was het jaar dat Louis Chevrolet eerst door een beroerte, en later door het overlijden van zijn 27-jarige zoon Charles getroffen werd. Zijn tweede zoon Alfred woonde tot 1971 in Detroit en werd 59. Louis zelf overleed in zijn huis in Lakewood, ten oosten van Detroit, op 6 juni 1941. Hij was 63.