Karl Benz was ook betrokken in de ontwikkeling van fietsen, die in die tijd velocipedes werden genoemd. De Duitser gebruikte de term velo echter ook voor zijn eerste driewielers, vermoedelijk om zijn automobielen te onderscheiden van de grote, lompe en zware gemotoriseerde koetsen. De nieuwe velo had wel vier wielen voldeed desondanks aan alle door Benz gestelde eisen. Het model was robuust, licht, snel en goedkoop. Alhoewel, aan het model hing een prijskaartje van 2000 mark. Veel minder dan de gemotoriseerde koetsen, maar in die tijd nog steeds een klein fortuin. De Velo was wel goed uitgerust. Zo waren lantaarns standaard.
De Velo mat 2,25m in de lengte en was daarmee nog 45cm korter dan de Benz driewieler. Het onderstel was gemaakt uit hout, met ijzeren verstevigingen. De eerste versie uit 1894 woog amper 280kg. Dat was 380kg minder dan die andere Benz vierwieler; de Victoria. De wagen had stijve assen voor- en achter en zag er met zijn spaakwielen delicaat uit. De wielbasis bedroeg 1,34m. Het spoor vooraan was exact 1m breed. Achteraan was de Velo 4cm breder. De voor- en achterwielen, voorzien van een massieve rubberen band, hadden -zoals toen gebruikelijk was- een verschillende afmeting. De voorwielen hadden een diameter van 55cm, achteraan was dat 85cm. De door Benz gepatenteerde stuurinrichting werd bediend middels een centraal opgestelde verticale stuurkolom.
Voor de Velo ontwikkelde Benz een kleinere motor. Die had een enkele cilinder met een inhoud van 1045cc (boring en slag waren identiek ; 110mm). Die werd gevoed door een carburator en ontwikkelde 1,5pk bij 450t/min. Net als bij de driewieler moest de motor gestart worden door aan een gelijkmatig tempo het vliegwiel aan te zwengelen. Onder de zetel zat een benzinetank met een inhoud van 18l. Niet dat je daar in die tijd ver mee kwam, want de Velo verbruikte ongeveer 14l/100km en haalde een topsnelheid van 20km/u. Oorspronkelijk had het model twee versnelling vooruit, maar geen achteruitversnelling.
In 1896 werd het totaalpakket verbeterd. De Velo “Comfort”, die voor 2500 mark verkrijgbaar was, was beter uitgerust en optioneel verkrijgbaar met luchtgevulde banden (diameter 54cm vooraan en 78cm achteraan). Dezelfde krachtbron ontwikkelde nu 2,75pk bij 600t/min. Het verbruik bleef ongewijzigd. De motor werd nu gestart door middel van een gewone zwengel, wat een grote verbetering was. Voor 200 mark extra kon je de versnellingsbak vervangen door een exemplaar met drie gangwissels vooruit en een achteruitversnelling. De topsnelheid bedroeg toen 30km/u. De verkoopsbrochure vermelde ook tal van andere opties als een lederen afdekkap (voor 200 mark) en een parasol (voor 100 mark).
In 1900 werd een gereviseerd model geïntroduceerd. Met een ongewijzigde cilinderinhoud van 1045cc leverde motor nu 3pk bij 700t/min. De transmissie met achteruitversnelling die sinds 1896 optioneel verkrijgbaar was, werd gemeengoed. Een jaar later steeg het vermogen van de motor nog naar 3,5pk. Toen het model in 1902 uit productie ging, hadden 1200 stuks een eigenaar gevonden. Daarmee effende de Velo niet alleen het pad voor het bedrijf van Benz, dat wagens in grote series ging bouwen, het productievolume getuigde duidelijk van een drang naar persoonlijke mobiliteit. De massa begon de mogelijkheden van gemotoriseerd transport te zien en wilde niet langer afhankelijk zijn van paarden.