In feite begint de historie voor Porsche al in de jaren ’30, wanneer Ferdinant Porsche voor NSU een autoconcept tekent met een luchtgekoelde viercilinder boxermotor achterin. Een concept dat werd overgenomen voor de eerste echte “volkswagen”, in de alom bekende vorm van de Kever. Meer dan 21,5 miljoen stuks werden ervan geproduceerd en de laatste liep pas op 30 juli 2003 van de assemblageband in Mexico. In 1944, nog voor de Kever een feit is, verhuist het Porsche-studiebureau van Stuttgart in Duitsland naar het Oostenrijkse Gmünd. Daar werd in 1947 de 356, een tweezits sportwagen met een centraal geplaatste motor gebouwd. Daarna werd de 356 met de motor helemaal achterin gebouwd en gehomologeerd. Over een periode van 15 jaar -van 1948 tot 1965- werden er 78.000 stuks van gebouwd. In die tijd een absoluut record voor een sportwagen.
In 1959 viel de beslissing om een nieuwe sportwagen te bouwen om de 356 op te volgen en van Ferry Porsche, die intussen de leiding had overgenomen, kreeg Ferdinant Alexander Porsche -de kleinzoon van de oprichter- de opdracht een nieuw ontwerp te creëren. F.A. Porsche was toen 25. Na enkele schaalmodellen resulteerde dat in het 754 T7 prototype. Dat was een 2+2 die reeds enkele van de typische kenmerken zoals de platte snuit met verticale zijvleugels vertoonde. Het ontwerp werd afgewezen maar de 901, het definitieve ontwerp, was er wel van afgeleid. Bovendien voldeed dat model wel aan alle eisen die door Ferry Porsche waren gesteld; betrouwbaar, snel, geschikt voor dagelijks gebruik, sociaal aanvaard, een gespierder klinkende motor, meer rijcomfort en ruimte voor een golftas.
In 1963 werd de 901 voorgesteld op het Autosalon van Frankfurt, maar omdat Peugeot bezwaar maakte tegen een aanduiding met drie cijfers en een nul in het midden werd het model omgedoopt tot 911. Een cijfer dat zou blijven hangenij Onder de kap achteraan zat een zescilinder boxermotor met bovenliggende nokkenassen met een inhoud van 2l. Die atmosferische motor ontwikkelde 130pk en woog 184kg (koppeling incluis). Het motorblok en de cilinderkoppen waren vervaardigd uit licht metaal. Vanaf het begin werd echter rekening gehouden met een toename van de cilinderinhoud tot 2,7l. Met amper 130pk onder de kap haalde de 911 100km/u in 9 seconden en een top van 210km/u. Meer vermogen liet evenwel niet lang op zich wachten. In 1966 werd de 911 S voorgesteld met een vermogen van 160pk bij 6.600t/min. In 1967 werd het Bosch-injectiesysteem geïntroduceerd en steeg het vermogen naar 170pk. Maar ook die motor bleef maar een jaar in productie. Al in 1968 steeg de cilinderinhoud van 1991 tot 2195cc, wat de 911 S een vermogen van 180pk opleverde. In ’71 werd de cilinderinhoud verhoogd tot 2,4l om te voldoen aan de emissienormen. Het vermogen van de 911 S was dan opgelopen tot 190pk.
Eind 1972 introduceerde Porsche een model met 2,7l motor en karakteristieke ‘eendenstaart’ dat in feite ontwikkeld was voor competitie. De Carrera RS 2.7 met 210pk. Daarmee duikt voor het eerst de naam Carrera op, nog zo’n blijver. De naam is afkomstig van de Carrera Panamericana, een wegrace door Mexico uit de jaren ’50. In 1973 wordt de G-serie geïntroduceerd, die tot 1989 in productie zou blijven. Op dat ogenblik kreeg elke 911 de Carrera-motor, zij het met een beperkt vermogen, van 150pk voor de 911 en 175pk voor de 911 S. De evolutie gaat verder met een 3-liter motor met 200pk in 1975, uitgerust met K-Jetronic, een voor die tijd modern injectiesysteem dat een lager verbruik, gunstigere emissiewaarden en meer souplesse garandeerde. Een jaar eerder introduceerde Porsche al de eerste seriesportwagen ter wereld met een uitlaatgasturbolader. De 911 Turbo was geboren en had een hart dat 260pk sterk was. In 1982 werd de bestaande coupé en Targa-modellijn aangevuld met een cabriolet. In 1983 leverde de Carrera 3.2 231pk, maar dat vermogen daalde door de invoer van een katalysator naar 207pk om dan vanaf 1987 weer te stijgen naar 217pk. In 1988 werd de motor herzien om met een inhoud van 3,6l 250pk te leveren. Er kwam ook een RS 3.8 die 300pk sterk was; evenveel vermogen als de Turbo 3.3 uit 1977.
Voor modeljaar 1989 werd de 911 ingrijpend gewijzigd en gemoderniseerd. Voor het eerst werd vierwielaandrijving geïntroduceerd en daartoe moest de koetswerkbodem geheel nieuw ontwikkeld worden. Uiteindelijk werd 85% van de componenten onder handen genomen. Daardoor was er de in feite sprake van een nieuwe generatie. Deze 964 werd in 1993 opgevolgd door de 993, met rondere zijvleugels, ellipsoïde koplampen, harmonisch geïntegreerde bumpers en een uitklapbare spoiler op de motorkap. Achteraan zat een alweer geactualiseerde versie van de luchtgekoelde boxermotor, nu met een vermogen van 272pk en op het einde 285pk. Intussen ontwikkelde de Turbo een maximumvermogen van 408pk.
In 1998 werd de 996, die een jaar eerder werd voorgesteld en momenteel nog steeds in productie is, gecommercialiseerd. Na 34 jaar kreeg de 911 een echte ingrijpende verjongingskuur, groeide het model fors en wijzigden de dimensies. Koetswerk en interieur waren ruimer dan voorheen, maar de 996 bleef een 2+2 met de motor achterin. Een positie die de modellen zeker tot de jaren ‘80 een bij tijden zeer uitgesproken en moeilijk controleerbare overstuurneiging opleverde waardoor de Carrera gold als één van de meest verraderlijke wagens. Een zaak die verassend genoeg een voordelige invloed had op het imago, maar sinds de invoer van de 996 zo sterk beperkt is dat de bestuurder vrij van schrik voor wispelturige reacties voor het onderstel de limieten van de sportwagen kan opzoeken. Een zaak die de jongste tijd alleen maar verbeterde met de komst van geavanceerde elektronische systemen. Minstens even belangrijk was Porsche’s beslissing om af te stappen van de luchtgekoelde boxermotor. De 3.4l boxer onder de kap van de 996 was 300pk sterk en watergekoeld. In 2002 werd, geheel in lijn met de traditie, de cilinderinhoud vergroot naar 3,6l en steeg het vermogen naar 320pk. Tegelijk werd ook het uiterlijk wat aangepast. In de lente van dit jaar nam het vermogen toe tot 381pk voor de GT3. De Turbo is inmiddels 420pk sterk.
Ter gelegenheid van zijn 40ste verjaardag is de Porsche 911 in Duitsland door de lezers van “Motor Klassik”, een vaktijdschrift, uitgeroepen tot “de klassieker van de toekomst”. Het ziet er dus niet naar uit dat de 911-reeks snel zal verdwijnen. In het verleden is dat anders geweest, want midden jaren ’70 werd de superioriteit van de 911 niet door iedereen erkend. In de herfst van 1977 presenteerde Porsche dan ook de 928 met een 8-cilindermotor vooraan onder de kap; op een plaats die een wél voor een betere gewichtsverdeling zorgde. Die 928 moest de opvolger worden van de 911, werd ook nog geruime tijd verder ontwikkeld, gewaardeerd én gekocht, maar het trouwe cliënteel koos resoluut voor de 911. Sindsdien is het voortbestaan van het model niet meer in het gevaar geweest. Integendeel; van de modelreeks die tijdens de afgelopen 4 decennia 23.000 sportieve ereplaatsen wist te veroveren, lopen tijdens het boekjaar van 2002/2003 meer dan 25.000 stuks van de band. Bijna uitsluitend dankzij het succes van de 911 is Porsche uitgegroeid van een onderneming met 1.000 werknemer is 1963 naar de multinational die het vandaag is. Anno 2003 werken bij Porsche AG 10.500 mensen en bedraagt de omzet van de onderneming 2.206 miljoen euro.