Opel is een traditionele autobouwer die de voorbije decennia steeds keurig z’n best deed. Een toonbeeld van sobere degelijkheid. Betrouwbare vierwielers die niemand voor het hoofd stoten. Helaas riskeer je dan een grijze muis te worden. Sterk ondergewaardeerd, smalende commentaren, tot zelfs een bompa-imago. Stank voor dank.
Ook een grote Opel kon daar niet aan ontsnappen. De degelijke Opel Rekord was voor vele generaties een betrouwbaar werkpaard. Nooit een uitspatting, evenmin een compliment. Halverwege de jaren tachtig wou Opel verder op die weg, maar dan moderner.
SUV of premium bestond nog niet
“Lotus Omega moest de prestaties van een sportwagen combineren met ruimte voor vier”Het was de tijd dat automakers nog sterk geloofden in de klassieke vierdeurs met een ruime koffer. Opel was heel gemotiveerd en aarzelde niet om een mega-ontwikkelingstijd en budget te voorzien voor z’n nieuw vlaggenschip. Omgerekend meer dan een miljard euro en 5 jaar plannen, sleutelen en testen. En niet alleen Opel had steile ambities. Elk Frans, Zweeds, Brits, Japans of Duits merk bracht met veel overtuiging z’n statige limousine op de markt. Vandaag zou Opel zo’n ruime vierdeurs hoegenaamd niet meer durven te lanceren. Dat zeer diverse aanbod is sinds kort drastisch teruggeschroefd. Alleen premium overleeft nog.
In 1986 maakte de nieuwe trots van Opel meteen een goede start. De gloednieuwe Omega kreeg het kroontje van ‘Auto van het jaar’ en trok best wat volk naar de Opel-showroom. Een solide uitstraling, gecombineerd met een gladgestreken lijn en veel plastic. Net zoals de Kadett van enkele jaren voordien. Een goede stroomlijn was het toverwoord van de jaren ’80.
Een gladde allemansvriend
Om iedereens vriend te kunnen worden, kreeg de Omega een breed motorgamma. Het begon met een bescheiden viercilinder 1.8. De 2.0 was de meest verkochte. Bovenin het gamma vonden we een 2.4 en de potente (zescilinder) 3.0. Uiteraard mocht ook de diesel niet ontbreken: een 2.3 met of zonder turbo. Zeer sloom, ook met een turbo. De meeste Omega’s rolden als vierdeurs uit de fabriek. Een (no nonsense) break, uiteraard met een grotere koffer, was ook leverbaar.
De nieuwe grote Opel wou geen sportieve auto zijn maar wel eentje met een betrouwbaar weggedrag. De Omega was nog een klassieke Opel met achterwielaandrijving en vooral een puik rijgedrag. Dat was men niet gewoon van Opel. McPherson veerpoten voor, die door de constructie van de draagarmen op alle soorten wegdek zeer scherp bleven sturen. Een goed uitgebalanceerde multilink-ophanging achter. Het geheel werd afgesteld op stabiliteit en comfort, niet op een sportief rijgedrag. Toch kwamen er enkele buitenbeentjes die erg goed uit de voeten konden.
Een knap onderstel met een stevige motor
Het werd al interessant met de (zescilinder) Omega 3000. Maar nog spannender was de Lotus Omega. Het Engelse Lotus zat, net als Opel, onder de paraplu van General Motors. De Lotus Omega (meer daarover hier) moest de prestaties van een sportwagen combineren met ruimte voor vier personen. Maar z’n basis was de dagdagelijkse Omega. De bekende Opel-zescilinder-in-lijn werd door de techneuten van Lotus opgeboord tot 3,6 liter, met twee dikke turbo’s er bovenop. Voorts een extra sterke zesversnellingsbak, door Lotus op punt gesteld voor de toenmalige Chevrolet Corvette ZR-1. Deze Omega zette 370pk op het asfalt en liet menig Porsche achter zich. De snelse Opel ooit. In Engeland kwam het zelfs tot een rel in de regering. Want moest een auto wel zo snel kunnen zijn? Geen gewone Omega dus Ook aan de buitenkant: grotere spoilers voor en achter, wielkastverbreders, speciale velgen en zijskirts.
Geen gedoe
De gewone Omega was evenwel een onderschatte familie-auto. De toenmalige Audi 100 of BMW 5 kregen veel meer aandacht. Bij een Opel hoorden nu eenmaal geen promo-praatjes over een dynamische uitstraling of lifestyle-gedoe. Neen, gewoon 5 ruime zitplaatsen en een grote koffer. De Omega moest een breed publiek kunnen bereiken. Jonge gezinnen met kinderen die een betaalbare instapper zochten, maar evenzeer de veelrijdende zakenman die een diesel wou, of het kaderlid die met z’n luxueuze 2.4 CD wou pronken. O ja, Opel had nog een model boven de Omega: de Senator. Nog duurder en chiquer. Tja, andere tijden.
In 1994 kwam z’n opvolger, de Omega B. Een duidelijke upgrade: groter, duurder. Maar deze verkocht veel minder en was meteen het einde van de (echt) grote Opels. Veel gezinnen hadden nog heimwee naar die eerste Omega.