In januari 1953 organiseerde General Motors een Motorama Show in het Waldorf Astoria Hotel in New York om de Corvette voor het eerst aan het publiek te tonen. Dat was laaiend enthousiast en slechts 6 maanden later, op 30 juni 1953, verliet de allereerste productiewagen de fabriek in Michigan. Intussen is de sportwagen aan z’n vijfde generatie toe en niet minder dan 50 jaar oud. Tijdens die periode vonden meer dan 1,2 miljoen klanten hun weg naar dit pronkstuk uit de Amerikaanse autogeschiedenis. Voldoende reden voor een terugblik.
Tijdens een autorace vond Harley Earl, destijds hoofdontwerper bij GM, de inspiratie voor een nieuw soort Amerikaanse roadster. Een idee dat reeds in september 1951 vorm kreeg. Op 2 juni 1952 besloot Harlow Curtice, voorzitter van GM, de toestemming te geven tot de bouw van een prototype. De tweezitter had een open dak, een glasvezelkoetswerk, panoramische voorruit, vleugels die een gespierd frame vormden rond de wielkasten en een verchroomd radiatorrooster met chroomtanden. De serieproductie was binnen de kortste tijd een feit én succesvol want tot 1962 werden van dit model niet minder dan 69.000 exemplaren aan de man gebracht. Niet allen in dezelfde vorm want amper 3 jaar na de lancering, in 1956 dus, kreeg het model een facelift. De staartvinnen verdwenen en de zijdelingse tanden voor de voorwielen, een tweekleurige lak en deurgrepen aan de buitenzijde maakten hun opwachting. In 1958 werden de enkele koplampen verdubbeld en in 1961 introduceerde Bill Mitchell, opvolger van Harley Earl als hoofdontwerper bij de Amerikaanse autogigant, de dubbele ronde achterlichten. Een stijlelement dat de daarop volgende generatie kenmerkt en nog steeds een essentieel designelement in alle Corvettes die sindsdien de fabrieken verlieten. Onder de kap zat in eerste instantie een 3,8l V6 met dik 150pk. In 1955 werd de Corvette leverbaar met een small-block V8 met een inhoud van 4,3l en 195pk. Het jaar daarop werd het chassis herbekeken waardoor het in staat was meer vermogen te verwerken. Een 4,6l V8 ontwikkelde eind 1957 reeds 283pk. Toen al had de wagen slechts 7 seconden nodig om te accelereren naar 100km/u. In 1962 leverde Chevrolet de Corvette reeds met een 5,3l V8 met een maximumvermogen van 360pk. Meer dan een verdubbeling ten opzichte van de eerste versie, tien jaar eerder. De sportwagen haalde toen een top van 241km/u.
In september 1962 kwam de nieuwe Corvette, tot op heden bekend onder de naam Sting Ray. Deze versie ontleende stijlkenmerken aan de conceptwagen Shark, geïnspireerd op een haai zoals de naam doet vermoeden, en de Corvette Stingray Racer die in 1959 werd voorgesteld. Kenmerkend voor de C2 zijn het wigvormige profiel, de uitklapbare koplampen en de zijdelingse koetswerkplooien die ter hoogte van wielkasten de koets een gestrekter uitzicht geven. De versie met open dak kreeg het gezelschap van een echte coupé. Het vorige model was enkel met een demonteerbare hardtop beschikbaar geweest. Enkel de 10.600 eerste exemplaren uit modeljaar 1963 hadden een opgedeelde achterruit en juist die zijn intussen zo gegeerd bij de verzamelaars. De voornaamste onderhuidse wijziging ten opzichte van de C1 was het gebruik van een onafhankelijke achterwielophanging met dwars geplaatste bladveren, samen met het op het chassis gemonteerde differentieel. De 5,3l V8 ontwikkelde intussen 375pk maar voor wie dat nog niet voldoende was werd van 1965 een versie met een big-block V8 van 6,5l beschikbaar. Aan de buitenzijde was die herkenbaar aan een opvallende uitstulping in de motorkap. Een jaar later werd de cilinderinhoud vervolgens vergroot tot 7l. Met maximaal 425pk en 554Nm accelereerde de Sting Ray met big-block dan van 0 naar 100km/u in niet eens 5 seconden. Om de hele handel ook nog enigszins veilig gestopt te krijgen introduceerde Chevrolet schijfremmen rondom in 1965 en een remsysteem met twee kringen in 1967. Tot juli 1967 werden 117.964 exemplaren geproduceerd.
De C3 werd in september 1967 voorgesteld en zou tot oktober 1982 in productie blijven. De gedurfde gewelfde contouren die ontwerper David Holls tekende vielen klaarblijkelijk in de smaak. Er werden immers niet minder dan 543.000 stuks van geproduceerd. Het beste productiejaar was 1979, 12 jaar na de introductie, met een totaal van 53.807 geproduceerde eenheden. Een aantal dat in de Corvette-geschiedenis tot op heden niet meer werd geëvenaard. Voor het eerst waren de coupés nu ook voorzien van een afneembaar dakgedeelte, met een T-vormige basisstructuur voor het dak en verwijderbare tussenpanelen. In het begin was ook de achterruit demonteerbaar, maar in 1977 gaven de ontwerpers het model een vaste glaskoepel als achterruit. De talrijke wijzigingen die het seriemodel tijdens zijn productcyclus onderging waren voor een groot deel te wijten aan de nieuwe regelgeving inzake veiligheidsvoorzieningen. Zo wijzigden de bumpers terwijl de nieuwe normen, ontstaan uit het veiligheidsdebat van midden jaren ’70, het einde betekenden van de open versie en de cabrio. Deze generatie was beschikbaar met een small-block en een big-block. Beiden met 8 cilinders in V-vorm. Het eerste had een cilinderinhoud van 5,3 en 5,8l en een vermogen tot 370pk. Het tweede kon in het pre-oliecrisis tijdperk niet ‘big’ genoeg zijn; een inhoud van 7 liter en tussen 1970 en 1974 werd zelfs een 7,4l met een slagvolume van niet minder dan 930cc per cilinder geleverd. Het vermogen steeg evenwel niet boven 425pk. Aan het eind van de levensloop van het model, in 1981, werd de ophanging nog eens gemoderniseerd. De dwarse bladveren worden van dan af vervaardigd in composietmateriaal dat lichter en duurzamer is.
De Corvette van modeljaar 1982 werd gevolgd door… modeljaar 1984. Dat komt omdat de C4 die in 1983 werd voorgesteld relatief laat in productie ging waardoor General Manager Robert Stempel van Chevrolet besliste de nieuwe generatie in modeljaar 1984 te laten debuteren. Op de Europese markt wordt een dergelijk onderscheidt tot op heden niet of nauwelijks gemaakt, maar omdat de Amerikanen elk jaar wel een aantal detailwijzigingen verwachten was de beslissing er één die wat ontwikkeling uitspaarde. Met een zuiver rationele en weinig begeesterend design is de C4, van de hand van Jerry Palmer, een product dat typerend is voor de jaren ’80. Het model is kleiner dan de vorige generatie en de gevolgen van de oliecrisis zijn hier duidelijk. Goede aerodynamische eigenschappen beperken het verbruik (deze Corvette had een luchtweerstandscoëfficiënt van 0,34, in die tijd één van de beste ter wereld) en het "big-block" verdween voorgoed uit de catalogus. Een naar Europese normen nog steeds niet overmatig bescheiden 5,7l V8 bleef in de catalogus staan, met een minimumvermogen van 205pk dat later werd opgetrokken tot 230pk en een maximumvermogen van 405pk. In 1986, tien jaar na het verdwijnen van de cabrio, wordt opnieuw een volledig dakloze variant aan het gamma toegevoegd. Die kost dan 5.000 $ meer dan de coupé, de eerste keer dat Chevrolet voor de Corvette coupé en cabrio verschillende prijzen hanteert, maar dat staat het succes van het model niet in de weg. Vanaf 1987 is één op drie geproduceerde exemplaren een cabrio. Technische innovaties omvatten een airco-compressor, ophanging en stuurbekrachtiging met aluminium onderdelen, ABS, ophanging met variabele demping, antislipregeling en veiligheidsbanden. In 1996, na 358.180 exemplaren, wordt de productie stopgezet.
In 1997 wordt de C5 gepresenteerd. Deze generatie is ten opzichte van zijn voorganger opnieuw gegroeid en heeft de langste wielbasis die een Corvette gekend heeft (2,66m) terwijl de totale lengte toch nog onder die van de C3 blijft. De nieuweling heeft een gloednieuwe constructie met een krachtbron die net achter de vooras wordt gemonteerd voor een ideale gewichtsverhouding. Het model is verkrijgbaar in drie koetswerkuitvoeringen; een coupé met afneembaar middendeel (in Europa vaak Targa genoemd naar een vergelijkbare constructie bij Porsche), een cabriolet die sinds 1998 verkrijgbaar is én een volledig gesloten coupé die sinds 1999 in de catalogus staat. De prestaties, een sprint in 4,7sec voor de handgeschakelde versie -5,1sec voor de automaat- en een topsnelheid van 274km/u staan op rekening van een onder leiding van Dave Hill geheel nieuw ontworpen V8 met een cilinderinhoud van weerom 5,7l. De aluminium krachtbron ontwikkelt 344pk bij 5.400t/min en heeft een maximumkoppel van 483Nm bij 4.200 krukasrotaties per minuut. In de VS werd het vermogen in 2001 opgevoerd tot 385pk voor het sportieve topmodel Z06, wat in 2002 nogmaals verhoogd werd tot 405pk. Technische bijzonderheden zijn de airbags van de tweede generatie, adaptieve schokdempers met een magnetisch systeem dat de instelling per demper tot 1.000 keer per seconde kan wijzigen en een projectie van het instrumentenbord tegen de voorruit. Met 152.500 geproduceerde exemplaren sinds de introductie in 1997 tot juni 2002 breidt de constructeur ook met dit model een passend vervolg aan het succesverhaal.
Om het vijftigjarig bestaan van de Amerikaanse sportwagen te vieren lanceert Chevrolet een speciale editie. Die is verkrijgbaar als cabrio en als coupé. De modellen onderscheiden zich door een opvallend feestrood koetswerk, champagnekleurige lichtmetalen velgen met speciale emblemen, een schaliekleurig interieur, “50th Anniversary”-logo's op de carrosserie en geborduurde emblemen op de zetels en de vloermatten. De “Magnetic Ride Control” met magnetische demperinstelling dat normaliter een optie is, wordt eveneens standaard gemonteerd. Zoals het een echte "American Dream Car" betaamd is de oplage beperkt en enkel tijdens het jubileumjaar 2003 leverbaar. Voer voor liefhebbers dus...