Er zijn van die dagen dat alles op z’n plek valt. Pininfarina heeft een topdag, mijnheer directeur Agnelli is het overal mee eens en de schappen liggen vol met zalige techniek. Dan krijg je dit: een droomcoupé met een Fiat badge.
Liefde op het eerste zicht
“Dan krijg je dit: een droomcoupé met Fiat badge”Fiat was eind jaren ‘60 zeer groot en vond het allicht niet prettig om z’n rijke klanten naar de concurrentie te moeten doorverwijzen. Daarom verscheen er in 1969 een grote (maar banale) 130 vierdeurs. Daar gaan we niet te veel woorden aan vuil maken. Voor een klassieke grote vierdeurssedan toch maar naar de showroom van de concurrentie gaan. Fiat heeft al veel betere vierwielers op de markt gebracht.
Maar toch best verder lezen, want godzijdank kwam er ook een coupé. Daar prijkte wel degelijk een Fiat-logo op. Je zou eerder een logo van Lancia, Ferrari of Maserati verwachten. Liefde op het eerste zicht. Dat had alles te maken met dat heerlijk strakke lijnenspel. Een slanke en allesbehalve overdadige styling. De studio van Pininfarina had heel hard z’n best gedaan. Fiat was zo tevreden dat de productie ook in de ateliers van Pininfarina mocht gebeuren.
Neusje van de zalm
In technisch opzicht was de coupé identiek aan de 130 vierdeurs. Ook de motor kwam uit de saaie vierdeurs: een Lampredi 2.9-liter zescilinder. Dat waren juweeltjes in die tijd. Een Lampredi V6 werd volledig terecht beschouwd als het neusje van de zalm.
Voor de coupé waren alleen de V6-motoren goed genoeg. Rijplezier was de prioriteit. Nochtans geen lichtgewicht: 1580kg, vooral door z’n vele luxe. Maar toch een puike wegligging. De gelukkige eigenaar kon kiezen voor een handgeschakelde vijfbak of een automaat.
Vrij snel na z’n lancering werd de 2.9 liter (speciaal voor de coupé) vergroot naar 3.2-liter. Het vermogen steeg hierdoor van 140 naar 165 PK. Deze heerlijke zescilinder in combinatie met een Borg Warner automaat met drie versnellingen, was de perfecte combinatie voor de ultieme levensgenieter.
Een uitstalraam van eigen kunnen
Z’n binnenkant wou niet onderdoen voor de mooie buitenkant. Een elegant tellerblok en een prominente middenconsole met houtafwerking. En van die prachtige tuimelschakelaars. Verder was alle gebruikelijke luxe aan boord. Zijdezachte veloursbekleding, of leer, stuurbekrachtiging, elektrische ramen en zelfs een hendel onder het dashboard om vanaf de bestuurdersstoel de passagiersdeur te kunnen openen.
Deze exclusieve coupé wou vooral het uitstalraam zijn van wat de Italianen zoal konden in die periode. En terecht: een elegant design, technisch vernuft, verfijnde luxe, knappe motoren, goede wegligging, schijremmen rondom, stuurbekrachtiging, om maar enkele te noemen.
Een nukkige diva
Ontegensprekelijk was de Fiat 130 Coupé een heuse topper, maar niet wat betreft verkoopsaantallen: tussen 1971 en 1977 werden slechts 4493 stuks gebouwd.
Niet zo verwonderlijk. Ook in die periode had Fiat te weinig uitstraling. Duidelijk geen Jaguar of Mercedes. Charmes en karakter te over, elegant rijplezier, maar helaas wat vervelende probleempjes, roest, slijtage en vele garagebezoekjes.
Buitenkomen met een diva, daar moet je wat voor over hebben. Best erg zorgzaam omspringen met zo’n knappe, exclusieve verschijning. Iets voor een zoninge zondag. Voor je het weet doet deze nukkige diva een aanval op je gemoed, je geduld en spaarcenten. Maar je bleef van haar houden, en de lokale garagist ook heel veel van jou.