De Japanners mogen de oliecrisis van begin jaren ’70 best dankbaar zijn. In tegenstelling tot de Amerikaanse of Europese merken stonden ze klaar met een vloot goedkope, zuinige en betrouwbare auto’s. Pas met enige vertraging beseften de Amerikanen en Europeanen dat er grondig moest nagedacht worden over de toekomst van de auto.
Een steviger imago
De Japanners waren beter voorbereid, ja, maar hun bescheiden anonieme value for money-auto’s bleken tegelijk een zegen en een vloek. Ze bleven last hebben van een grijs, anoniem imago. Er was de roep om wat meer uitstraling en imago te verwerven. Of zich wat sportiever te onderscheiden.
“Opvallen: ja, saai: neen, mooi: voor discussie vatbaar”In de jaren ’70 was een coupé de ideale manier om sportieve aandacht te krijgen. Stond ook leuk in de showroom, zo’n coupétje. De ambitieuze Mitsubishi Sapporo was gebaseerd op de Galant, een klassieke vierdeurs . Maar de Sapporo werd rijkelijker aangekleed. Er werd niet gekeken op een lampje of metertje meer of minder. Mitsubishi sprak evenwel liever niet over een coupé, maar over een ‘persoonlijke luxe auto’. Het idee kwam uit de VS overgewaaid: ‘the personal luxury car’. Vooraan had je alle luxe en ruimte, een weelderige cockpit, de achterbank was minder belangrijk. Een roep naar individualisme en zich willen ‘onderscheiden’.
Het mocht wat over the top gaan
In 1976 presenteerde Mitsubishi met veel trots z’n nieuwe vaandeldrager aan de wereld. Sapporo is een Japanse stad, bekend geworden dankzij de Olympische winterspelen van 1974. Die naam moest zorgen voor een knappe uitstraling van Japan tot Australie, van Europa tot Noord Amerika. Japanners en namen bedenken, het blijft altijd een geestige combinatie.
Voor de nieuwe Sapporo werd sterk gekeken naar de VS, vandaar z’n erg ‘Amerikaans’ ontwerp. De ingenieurs en ontwerpers mochten zich eens goed laten gaan. De Sapporo kreeg frameloze deuren en ramen, een vinyl dak, veel velours en tapijt in het interieur, betere zetels, extra geluiddemping, bekrachtigd stuur en remmen, mooie velgen en last but not least die knappe, chromen bumpers. Opvallen: ja, saai: neen, mooi: voor discussie vatbaar.
De techniek was wat braver en bescheidener. Bekende motoren van 1600cc of 2000cc, gekoppeld aan vijf versnellingen of een drietraps automaat. De Sapporo was geen uitgesproken sportieve wagen, maar wel degelijk, ze lieten je niet in de steek. De roestduivel was helaas nog niet helemaal bedwongen.
Japanners willen ook wat standing
In 1982 kreeg de Sapporo een facelift. Het spijtige nieuws was dat er meer plastic aanhing dan chroom. Het goede nieuws was dat er ook een krachtige turbo (met 170pk) bijkwam. Zo jaren ’80.
De missie van de Sapporo was ‘opvallen’. Hij hoefde niet de bestseller van het gamma te worden, maar vooral benadrukken dat de Jappen ook in staat waren om de emotie te bespelen, niet alleen de ratio. Japanners hebben lang moeten werken om meer te zijn dan banale, grijze (maar steengoede) value for money-cars. Ze waren jaloers op de uitstraling van de BMW’s, Mercedessen of sommige Amerikaanse iconen.