Wanneer er vandaag over MG gepraat wordt, gaat het over een elektrische SUV, meer Chinees dan Brits. Maar ooit stond MG (Morris Garages) voor uitgesproken Britse sportiviteit, een traditie van opgepepte motoren en bakken rijplezier. Eén van de laatste varianten was de MG Maestro. In de jaren ’80 een waardig alternatief voor de vele GTI’s.
Maar laat ons beginnen bij het begin: de Austin Maestro was op de markt gebracht als het Britse antwoord op het populaire C-segment. Elk gerespecteerd merk (Duitsers, Fransen, Italianen of Japanners) had z’n bestseller. Elke natie z’n Golf-concurrent.
Niets lukte nog bij de Britten
Helaas zaten de Britten begin jaren ’80 in de hoek waar de klappen vielen. Het was een ronduit turbulente periode in de Britse auto-industrie. Non-stop reorganisaties, het ene reddingsplan na het andere. Uiteindelijk werd de Austin Rover Group de opvolger van het fletse British Leyland. Die ganse reorganisatie had erg veel energie en tijd gekost met als gevolg dat er een lang en moeizaam ontwikkelproces aan deze Britse C-segmenter vooraf ging. Eigenlijk had de Maestro al jaren eerder z’n debuut moeten maken, bij z’n lancering in 1983 was z’n design al wat verouderd.
De Maestro was bedoeld als opvolger van de collectief uitgelachen en bespotte Austin Allegro. Om toch met een positieve noot van start te gaan: voor beide modellen was mooi inspiratie gezocht in de muziek.
Britse moderniteit
De Maestro kreeg een design van de hand van Charles Spencer King, die ook de Range Rover op z’n naam mocht zetten. Het idee was om maximale binnenruimte te realiseren met zo compact mogelijke buitenmaten. Een lage gordellijn, opvallende uitholling in de flanken, grote raamoppervlakken, hoog gebouwd, maar ook erg veel plastic.
De nieuweling werd verondersteld de Britse techniciteit en vooruitstrevendheid te benadrukken. Ook binnenin. Sommige versies mochten pronken met een geheel digitaal dashboard met zelfs een computerstem van een bekende Britse actrice. Nice try. Algauw bezorgde dit flashy, digitaal experiment de chauffeurs erg veel hoofdpijn. In plaats van de snelheid verscheen soms heel andere info en veelal was het problematisch om een exact idee van de inhoud van je benzinetank te krijgen,
De motoren van de Maestro blonken vooral niet uit in moderniteit. Stuk voor stuk waren ze oubollig en olielekkend. Onderaan een magere 1.3, vervolgens de verouderde 1.6 tot een erg gulzige 2.0. Later volgde nog een diesel. De vierdeurs-variant, de Montego, die een jaar later verscheen, bleek evenmin iets om nog lang te herinneren.
In zeven haasten
Toch had de Britse autoliefhebber een sprankeltje hoop, al was het maar voor even, toen de sportieve MG Maestro gepresenteerd werd. In die tijd moest elke populaire Golf-concurrent z’n sportieveling hebben. De Britten wilden geen GTI-label, maar grepen terug naar de MG-badge. Er werd niet bijverteld dat het ooit zo beruchte MG (Morris Garage) al lang opgedoekt was. MG was met andere woorden niets meer dan een vervlogen naam met sportieve uitstraling. Behalve de MG-badge betekende dat vooral wat rode biesjes in bumpers, stoelen of deurpanelen. En alweer een blits digitaal dashboard dat opnieuw een bron van ergernis zou worden.
Al snel bleek dat de MG-versie veel te snel op de markt gekomen was. Er had nog veel testwerk moeten gebeuren, vooral aan de 1600cc met dubbele carbu. Na één jaar kwam er de 2000cc injectie, die was al veel beter. In 1989 volgde nog een poging met de turbo.
Rode cijfers
Aanvankelijk maakte de Maestro nog een goede start, met best goede verkoopcijfers, vooral in Groot Brittanië. Maar na enkele jaren zakten de cijfers dramatisch. Er was de ronduit povere bouwkwaliteit, sterk verouderde motoren, roest. Het was algemeen geweten dat de Duitse, Franse, Italiaanse of Japanse concurrentie gewoon betere en modernere auto’s bouwden. Het waren vooral de Britten zelf die nog het hardst aan het lachen waren met hun eigen producten. Dat zie je Fransen of Italianen niet zo gauw doen.
Vele klanten hadden al snel spijt dat ze gekozen hadden voor de elektrische ramen of de elektrisch verstelbare buitenspiegels. De meest gekozen kleur was rood, net zoals de cijfers in de boekhouding van Austin Rover.
Helemaal verdwenen
Met de Maestro kreeg je veel metaal en (vooral) plastic voor je geld. Geen evenwichtig of elegant design, maar vooral veel hoofdpijn en ergernis. Maar niemand hoeft daar zich vandaag nog zorgen te maken Je ziet hem niet meer. Enerzijds omdat de Maestro al na iets meer dan 600.000 exemplaren op pensioen mocht. Maar anderzijds mogen we zeker zijn dat het overgrote deel van die Maestro’s letterlijk tot stof en as zijn vergaan. De Britse auto had in die tijd een sterk zelfoplossend vermogen.
In 1994 werd Rover overgenomen door BMW en volgde alweer een grondige reshuffle. Meteen het einde van de Maestro. 600.000 exemplaren is belachelijk weinig voor een relatief lange carrière, als je weet wat een Golf, Escort, Corolla of Civic in die tijd zoal verkocht kregen.