De fietsen van Bianchi schitteren nog steeds. Minder bekend zijn de Auto-Bianchi’s. Niet zo verwonderlijk. Autobianchi heeft een erg beperkte stamboom. De bekendste is zonder twijfel de A112.
Het begon allemaal bij Edoardo Bianchi, een gepassioneerde Italiaanse ambachtsman. Aan het einde van de negentiende eeuw zette de automobiel z’n eerste schuchtere stapjes. In 1899 raakte Edoardo Bianchi gefascineerd door die veelbelovende uitvinding en begon hij zelf auto’s te bouwen. Heel artisanaal en vooral grote auto’s. Koetsen met veel luxe en oog voor detail. Destijds niet ongebruikelijk. De auto was een product voor de elite.
Vallen en opstaan
Het verhaal zou niet over rozen lopen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Bianchifabriek helemaal plat gebombardeerd. In 1945 nam z’n zoon Giuseppe de zaak over. Weliswaar zonder kapitaal om auto’s te kunnen bouwen. Italië was na WO II een stuk armer geworden. Het werden dan maar fietsen en bromfietsen.
Met de hulp van Fiat en Pirelli maakte Bianchi een doorstart in 1955. Elke partij had zo z’n redenen om in een joint venture te stappen. Bianchi had goesting om auto’s te bouwen, Pirelli wou graag zo veel mogelijk banden verkopen en Fiat zag wel wat in een aparte testunit waar volop nieuwe technieken en innovatieve concepten konden worden uitgewerkt. Als het al eens fout liep werd de naam Fiat niet besmeurd.
Bianchi begon dus met bijzondere afgeleiden van de populaire Fiat 500 en 600. Dat leverde knappe coupétjes, cabrio’s, roadsters of kleine stationwagens op die helaas nooit tot in België raakten.
Avontuur was toegestaan
Vanaf 1968 was Fiat helemaal baas. Autobianchi werd samen met Lancia ondergebracht in een aparte divisie. Vooruitstrevende techniciteit voerde hier de boventoon. De zotte ingenieurs kregen de vrijheid om zich volop uit te leven met nieuwe technieken, voorwielaandrijving of kunststof materialen.
Toen de populaire Fiat 500 uit productie ging, was het tijd voor een eigen model: de compacte A112. Autobianchi had sterk gekeken naar de baanbrekende Engelse Mini. Het resultaat was een vooruitstrevend concept: een Fiatmotor, dwars voorin, de wielen op de hoeken. Na de Mini dus één van de eerste compacte voorwielaangedreven hatchbacks. Lang voordat de voltallige concurrentie dit voorbeeld zou volgen.
In tegenstelling tot de Engelse Mini had de nieuwe Autobianchi een grote achterklep en de achterbank kon plat. De Autobianchi was met andere woorden veel praktischer.
Een prille hot hatch
Zoek niet teveel achter de benaming A112. Dat was gewoon de interne Fiatbenaming voor dit prototype. Bij z’n lancering in 1969 was de nieuweling leverbaar met twee motoren: de bescheiden 903cc Fiatmotor en de 1050cc Abarthmotor met 70pk. Vooral die laatste lichtgewicht (700 kg) stond garant voor rijplezier. Een vlot sturende hatchback met opvallende opsmuk: matzwarte motorkap, Abarth-logo en prominente uitdagende schorpioenen. Als Abarthversie had deze rakker met allure al snel een enthousiaste fanbase.
Maar naast z’n fijn rijgedrag werd de A112 ook geprezen voor z’n praktisch karakter: een goed toegankelijke koffer, de binnenruimte werd maximaal benut. Volop waar voor z’n geld. In de betere modellen had je nog die geniale vondst, je kon het achterste zijraam op een kier zetten, simpel maar efficient. Waarom zou je een airco nodig hebben?
Populair in Italië
Omwille van z’n succes kreeg de A112 meerdere facelifts en updates. Zowel z’n techniek, maar ook alsmaar meer kunststof vond z’n weg naar de Autobianchi. Vanaf 1978 kwamen de plastic bumpers, grille of stootstrips. Zeker in Italië werd de A112 een geliefd model. In 1986 vierde hij z’n afscheid met 1.254.178 exemplaren op de teller. Uiteraard kreeg hij een opvolger: de Autobianchi Y10. In de meeste landen als Lancia verkocht.
Jammer dat er in die periode bij de Italianen nog geen adequate roestpreventie bestond. Je ziet daarom bijna geen Autobianchi’s meer. De fietsen houden het langer uit.