De Volvo 340 is verre van de spannendste auto. Op ’t eerste zicht weinig speciaals. Gelanceerd als driedeurs hatchback met een klassieke 1400cc motor van Renault. Toch was deze nieuwe Volvo heel apart. In 1976 waren, behalve de Golf, de meeste concurrenten, de Kadett, Escort, Corolla of een Peugeot 305, nog klassieke vierdeurs. De nieuwe 340 kon pronken met een oplopend knikje in de kont. Die trend zou later veel navolging kennen. Maar het meest speciale was de CVT-automaat. Dat had uiteraard alles met z’n Daf-roots te maken. Eigenlijk was de 340 meer Daf dan Volvo.
Daf wordt Volvo
De 340-serie komt in 1976 op de markt met een Volvo-badge, maar z’n ontwikkeling werd grotendeels uitgevoerd door Daf. Het verhaal van de kleine vis die het alsmaar moeilijker krijgt en door de grotere vis wordt opgeslokt. Begin jaren ’70 begon Volvo serieus te groeien. Ze hadden in Zweden een aantal goede keuzes gemaakt: de Amazon, 144 en nog later de zeer succesvolle 240. Volvo wou ook in het compacte segment voet aan de grond te krijgen. Daarom kocht Volvo in 1974 het Nederlandse Daf. Daar zat veel interessante know-how. Meer nog, Daf stond op het punt om z’n grootste en meest ambitieuze auto te lanceren. Die zou als Daf 77 door het leven gaan. Dat werd in 1976 dus de Volvo 343. Uitsluitend als driedeurs met slechts één motorisatie en transmissie. Door het gebrek aan keuzes bleek het aanvankelijk erg lastig om een breed publiek aan te spreken. Hij werd nog te veel beschouwd als een auto voor Dafliefhebbers die eindelijk een grotere Daf kregen.
Een dikke Daf met dikke bumpers
Bij de 340 werden enkele ongewone keuzes gemaakt. De 1.4-motor was nog de meest normale. Het meest opvallende was de CVT (continue variabele transmissie), een Daf-erfenis. Met een Variomatic of CVT heb je geen versnellingsbak met tandwielen nodig. Schakelen hoefde niet. Er waren twee rubberriemen van de motor (vooraan), naar de achterwielen. De CVT liet toe om continu te streven naar het optimale maximumkoppel door het variëren van schijfdiameter van de V-riemaandrijving. Een traploze overbrenging. Met als bizarre effect dat je bij het vertrek de motor in de hoge toeren jaagt en naarmate hij meer snelheid krijgt, daalt het toerental en het bijhorend geluid. Een rare ervaring. Ook moderne CVT’s zijn daar nog niet helemaal van genezen.
Om de CVT te kunnen installeren werd de 340 achteraan opgehangen aan klassieke bladveren, een starre De-Dion-as en uiteraard achterwielaandrijving. Dat klonk heel ouderwets. De 340 was evenwel geen pluimgewicht, dus de bescheiden 1400cc met amper 70pk moest hard werken, produceerde veel lawaai en bleek erg gulzig.
De familie wordt groter
“Eigenlijk was de 340 meer Daf dan Volvo”Omdat de auto een zeer matige start kende, slechts 33.00 stuks in z’n eerste jaar, kwamen er al gauw enkele aanpassingen. De CVT kon niet iedereen bekoren, dus de belangrijkste ingreep was de mogelijkheid voor een handgeschakelde versnellingsbak. Omdat de 340 aanvankelijk enkel ontworpen was voor een CVT, bleek er geen ruimte achter of naast de motor. Dus de versnellingsbak kreeg een plaats op de achteras. Zoals bij vele Alfa Romeo’s van die tijd of een Porsche 928, niet van de minste.
In z’n lange carrière kreeg de 340 vele updates en wijzigingen. Ook de benaming evolueerde, gelanceerd als 343 (de 3-reeks met 4 cilinders en 3 deuren) ook een 345 (met 5 deuren), later werd dat allemaal 340 en kwam er ook een vierdeurs. Evenals een heus topmodel: de 360 GLT. Deze had een 2.0 liter motor (van de Volvo 240) en achteraan een opzichtige spoiler. De 340 wou af van z’n truttig Daf-imago. De 360 in GLT-uitvoering was erg luxueus aangekleed en ging er in alle opzichten op vooruit: de verwarmingsinstallatie, stoelen, geluidsisolatie en dashboard. Wat een verschil met de eerste 343 van 1976 die traag was en veel lawaai maakte. De tijd van de bescheiden en betaalbare DAFjes was nu echt voorbij. De 340/360 werd minder eigenzinnig maar wel fijnzinniger. Bij Renault werd ook een 1.6 diesel en een 1.7 benzinemotor met 81pk ingekocht. De diesel was tergend traag en produceerde een hels lawaai, de 1.7 was een welkome aanvulling en was misschien wel de motor die het beste paste bij de 340.
Een ongelijke strijd
De 340’s rolden uit de fabriek te Born, de vroegere Daf-fabriek, dicht bij België. Dus vele Belgische handen hebben hier mee aan geschroefd. Toch heeft Volvo het kwaliteitsaspect danig onderschat. Bij Daf lag de nadruk op techniciteit, zeer on-Volvo. De 340 bleek behoorlijk wat last van roest te hebben en bij de CVT sleten de rubberen aandrijfriemen erg snel. Een Daf was een pluimgewicht, maar de 340 had behoorlijk meer kilo’s, dus meer slijtage.
In z’n lange carrière bleef Volvo de 340 voortdurend bijschaven. Maar de concurrentie zat ook niet stil. Niet makkelijk om te moeten opboksen tegen een moderne Golf, Escort, Kadett of Renault 11. Het was dus niet evident om deze Volvo goed gepositioneerd te krijgen. Vooral door z’n aparte techniek en imago heeft deze Volvo heel z’n carrière blijven zoeken naar z’n publiek. En hij dreigde, net zoals Daf, vooral een ouder publiek aan te trekken.
De 340 had uiteindelijk een erg lange carrière. Pas in 1991 rolde de laatste 340 van de band, uiteindelijk meer dan 1.100.000 exemplaren. Maar z’n afzet bleef beperkt tot vooral Nederland, België of Scandinavië en een beetje Groot Brittanië.