Vandaag is het gamma van Fiat sterk uitgedund. De verkoopcijfers zijn er niet beter op geworden. Maar ooit was Fiat numero uno in Europa. Een Fiat Uno lanceren, was dus een duidelijk statement van het Italiaanse merk. Even duidelijk maken wie de grootste afzet in Europa realiseerde.
Tijden zijn veranderd
“Ooit was Fiat numero uno in Europa”Fiat voelde goed aan wat de markt wou. Er was steevast een compacte sedan voor de familie (124 of 131) of een praktische Golf-concurrent, en voorts wat sportievelingen of een lilliputter. Maar de grote bestseller situeerde zich steevast in het segment van de kleine stadswagens. In de jaren ’70 was dat de populaire 127. Na 12 productiejaren was het tijd voor een opvolger. Geen makkelijke taak, de 127 had z’n plaats in een mooie lijst van iconen, stuk voor stuk knappe kleintjes.
Fiat haalde alles uit de kast voor een waardige opvolger die alweer een success moest worden. Er werd een beroep gedaan op de ontwerpstudio van Giorgetto Giugiaro's ItalDesign.
Een ruimtelijke krachttoer
Giugiaro verwerkte veel ideeën in de Uno die hij had opgestoken met zijn expertimentele Lancia Megagamma. De Uno bewees dat een compacte alleskunner met drie of vijf deuren niet noodzakelijkerwijs laag gebouwd moet zijn. Net als bij de Panda of de latere Tipo, werd de ruimte in de hoogte gezocht. De rechte lijnen en vlakke volumes zorgden voor een ruimtelijk gevoel met een elegante styling. Meer ruimte en praktische bruikbaarheid vond je niet in dit segment.
In de jaren ’80 hadden alle Fiats eenzelfde front: een zwarte gril en 5 schuine strepen. Simpel maar een duidelijke identiteit. Maar vooral werd de Uno geprezen voor z’n intelligent, goed doordacht interieur. Ook door z’n zuinigheid, laag gewicht, en moderne motoren haalde de Uno in 1984 de fel begeerde titel van Europese auto van het jaar binnen. Knap gedaan van Fiat.
Technisch vernuft
Onderaan was er de bescheiden 0.9 liter OHV, voorts een 1.1 en een 1.3 liter SOHC-benzinemotor. Z’n benaming vermeldde niet de grootte van de motor, maar wel de beschikbare pk’s: 45, 55, 60, 70, of 75. Bij z’n lancering was er al de speciale ES-versie, geheel gericht op een laag verbruik. Hij had oa een lampje dat aangaf wanneer best naar een hogere versnelling moest geschakeld worden. Zeer vernieuwend in die periode. Maar de knapste technische parel werd in 1985 gepresenteerd: de FIRE-motor (Fully Integrated Robotised Engine) een uitzonderlijk zuinige 1.0 liter met minder onderdelen.
Geheel volgens de toenmalige trend volgde een versie met een 1.3 liter dieselmotor. Die bleek erg beperkt. De concurrentie reed veel vlotter, dus in 1987 volgde een grotere 1.7 liter dieselversie.
Nog een speciale versie was de Uno-matic of Selecta. Automatisch geschakeld met de CVT-techniek (contionu variable transmissie) waar Daf beroemd mee werd, maar verder op punt gesteld door de techneuten van Fiat.
Een gifkikker
Maar de meest pikante versie werd in 1985 voorgesteld. Net zoals z’n grote concurrent, de Peugeot 205, wou Fiat wild om zich heen klauwen. Ziedaar de Uno turbo ie, met een opgepepte 1300cc met 105pk. Een knap jasje, lichtmetalen velgen, opvallende kleuren, aangepaste bumpers, wat extra metertjes en lampjes. Maar z’n grootste troef was z’n rijgedrag, een veredelde kart. Een heerlijk lichtgewicht (875kg) met een felle acceleratie. Om de nodige betrouwbaarheid te garanderen werd de turbo op maximaal 0.6 bar ingesteld. Vele tuners of hobby-sleutelaars kregen snel in de gaten dat het blokje ook wel 1.0 bar aankon, zelfs tot 1.2 bar. Dat kon een piekvermogen van 150 pk opleveren en onverantwoorde snelheden voor zo’n lichtgewicht.
Die vroege turbo’s hadden steevast last van een turbogat, sommigen vonden dat net spannend. De Uno Turbo ie voelde erg licht, speels en snel aan. Toch scoorde dit te duchten bommetje duidelijk minder dan die andere held van de jaren ’80, de onvermijdelijke Peugeot 205.
Een erg lange carrière
In 1989 onderging de Uno een make-over. De reeds lage luchtweerstand werd nog verbeterd, het chassis werd aangepast en de koplampen en grille werden platter geduwd. Nog steeds had de Uno erg minuscule zijspiegels.
In 1995 werd de productie na 6.032.911 Uno’s, in Italië stopgezet. Dat jaar nam de gloednieuwe Punto over. Op andere continenten bleef de productie van de Uno nog even doorlopen. Zoals vele Fiats kreeg de Uno een dubbelleven, oa in Zuid Amerika, Zuid Afrika of Polen.
Waar blijft z’n kleinzoon?
Achteraf bleek er nogal veel gerammel en gekraak in te zitten, op z’n Italiaans. Maar iedereen was lovend over z’n praktisch en goed doordacht concept. Op de motor en techniek viel evenmin iets aan te merken. Maar zo jammer van de roestduivel.
Vandaag is het vreemd om te merken dat Fiat, na enkele generaties Punto, geen opvolger meer in z’n gamma heeft. Terwijl het B-segment vele generaties lang de spil van Fiat was.