Japanners zijn groot geworden met hun degelijke maar anonieme value-for-money-auto’s. Gelukkig werden er soms wat zijsprongetjes gemaakt. Die bizarre keuzes waren niet altijd geslaagd, maar sommige waren echt wel de moeite. Vooral Mazda had het lef om de platgetreden paden te verlaten en koppig te blijven experimenteren met bijvoorbeeld de wankelmotor of een retrospider.
De boeiende jaren ‘90
Begin jaren ’90 had het ambitieuze merk er zin in. Mazda was bezig aan een knappe, avontuurlijke reeks: er was het onverwachte succes van de MX5, een knappe retro-spider. En er was de 323F, een vierdeurs coupé’s, wat in die periode iets heel uitzonderlijks was. Niet veel later de kleine, guitige 121 met z’n opmerkelijk bolle lijnen. En voor het sportieve werk was er de geëvolueerde RX-7, met wankelmotor of een mooie MX6-coupé, naast de klassieke vierdeurs 626.
In 1991 kon Mazda nog een mooi juweeltje aan die reeks toevoegen: de MX3. Een betaalbare vierzitscoupé, met een beperkte achterbank. Pas jaren later zouden een Opel Tigra of Ford Puma en andere sportievelingen dat voorbeeld volgen.
Compacte sportiviteit
Er was de brave 323, de voorloper van de huidige Mazda 3, een Golf-concurrent en bedoeld om vooral veel te verkopen. Maar Mazda lanceerde met veel goesting ook de hippe MX3. Die was korter, had wat minder geluidsisolatie en was hard afgeveerd. Ja sportief.
Het spreekt voor zich dat de looks erg belangrijk zijn voor een coupé. De Mazda MX3 kreeg de ronde en bolle lijnen die zo kenmerkend waren voor de jaren ’90. Voorzien van een forse bolle achterruit. Met dank aan de forse klep was de MX3 ook praktisch.
De technische layout werd overgenomen uit de klassieke voorwielaangedreven 323. Ook z’n interieur werd gewoon overgenomen wat een overdaad aan zwart plastic opleverde. De presentatie was klassiek, koel en rationeel. En op z’n Japans er ook weer een complete uitrusting: elektrische ramen en spiegels. Toch had de MX3 een leuke verrassing in petto: een V6.
Een naaimachientje onder de kap
De klant had de keuze uit twee motoren: een gewone 1600cc, een zestieklepper met 90pk. Niet slecht en door z’n bescheiden gewicht kon deze 1600cc volstaan voor een weinig ambitieuze chauffeur. Maar voor wie het wat meer mocht zijn, had de MX3 ook een 1800cc V6. Jawel een zescilinder met een kleine cilinderinhoud. Elke cilinder had net geen 300cc. In Japan werden grote motoren extra zwaar belast. Vandaar het idee om kracht en souplesse te zoeken in een beperkte inhoud.
Deze compacte V6 genereerde 136pk, maar blonk vooral uit met een heerlijke loopcultuur. Een juweeltje van een motor, vervaardigd in aluminium en met 24 kleppen. Voorzien van een moderne Bosch L-Jetronic injectie, en een uniek kleptimingsysteem VRIS (Variable Resonance Induction System), dat er voor zorgde dat het vermogen over een breed toerental beschikbaar was. Pas bij 7000 tpm begon de rode zone.
Met een vlot schakelende vijfbak werd een inhaalmanoeuvre een plezier. Even doortrekken en de motor in de toeren jagen en je flitste de trage auto’s zo voorbij. De chauffeur zag behalve de naald van de toerenteller, ook het verbruik pijlsnel omhoog schieten. Maar wat een heerlijke sensatie. Met een bescheiden coupétje liet je de duurdere Golfjes en Astra’s verbouwereerd achter.
Goedkoop, karaktervol en betrouwbaar
In die tijd was de Mazda MX3 de goedkoopste V6 op de markt. Naar goede Mazdagewoonte erg betrouwbaar en discreet. Het enige visuele verschil was de uitlaat: een enkele pijp bij de 1.6 en een dubbele bij de V6. Tenminste indien de Johny’s zich wat inhielden en zich niet bezondigden aan de overdaad aan spoilers en tuning.
Wat vandaag de SUV’s zijn, waren in de jaren ’90 de coupétjes. Elk merk wou er één in z’n showroom. Prestaties waren niet de grootste zorg. Meer show en looks dan prestaties. Maar de MX3 had toch een unieke positie. Weinige reden zo prettig en karaktervol als deze Mazda met V6.