In de jaren ’50 leek er een stralende toekomst als premiummerk weggelegd voor Lancia. De Duitsers leefden nog tussen puinhopen, er waren nog geen Japanners of Koreanen. Maar helaas. Ondanks de verfijndheid of geraffineerde technologie van het edele Italiaanse merk is het anders uitgedraaid.
Lancia ontpopte zich tot een merk dat aanzet tot een haat-liefde-verhouding. Je vindt vele redenen om het merk te verketteren. Lancia liet behoorlijk wat steken vallen wat betreft de duurzaamheid van de carrosserie of het elektrische gedeelte. Maar toch, wat een knappe elegante wagens.
Een nieuw begin
In 1969 werd het verlieslatende Lancia ingelijfd in het Fiat-imperium. De Beta was de eerste Lancia onder Fiat-supervisie. Lancia wou z’n nieuwe start in de verf zetten met een nieuwe naamgeving. Aangezien Alfa teveel zou verwijzen naar de grote concurrent, werd het de tweede letter van het Griekse alfabet: Beta. Later volgden de Gamma en Delta.
In 1972 werd de fonkelnieuwe vierdeurs Beta gepresenteerd. Er was een fastback (schuine achterruit) en een notchback (klassieke koffer). Enkele jaren later werd een aparte maar praktische shooting brake, HPE (High Performance Estate) toegevoegd. En uiteraard mocht een dynamische tweedeurs coupé niet ontbreken. Nog later verscheen de meest speciale versie: de Montecarlo.
Een stevige Fiatstempel
Op de presentatie van de Beta in 1972 werd met gemengde gevoelens gekeken naar de eerste Lancia onder Fiat-supervisie. Alweer een knappe wagen in de traditie van het bedrijf. Een sober maar elegant design, geen lijn teveel.
Reken maar dat Fiat erg streng toekeek op het budget. Daar was niet iedereen opgetogen over. De gehele technische structuur werd uitgetekend door Fiat. Vandaar de voorwielaandrijving en de layout van het dashboard. De drie motoren kwamen uit de fabrieken van Fiat: een 1.4, een 1.6 en een 1.8 liter lijnmotor. Niks mis mee. Dat waren hele moderne en degelijke krachtbronnen.
“wat een knappe elegante wagens”Uiteindelijk werd een mooi homogeen compromis gevonden. Een goed weggedrag, aangenaam rijden, karakter en zeker niet overdreven duur. En technisch goed in orde: vijf versnellingen, onafhankelijke wielophanging, vier schijfremmen. Al snel kwamen er versies met elektrische ramen, een open dak of lichtmetalen velgen. Met dergelijke adelbrieven mocht je jezelf in de jaren ’70 beschouwen als een premiumwagen.
De kers op de taart
En het mooiste moest nog komen: een onversneden zuivere coupé. In 1975 werd de Beta Montecarlo gepresenteerd als een rasechte tweezitter met een middenmotor en achterwielaandrijving. De opvallend doorgetrokken zijschorten achteraan en de rechtopstaande achterruit zorgden voor een uitgesproken sportieve uitstraling. Delorean heeft jaren later goed naar deze coupé gekeken.
Hij werd opgenomen in de Beta-reeks, maar dit buitenbeentje werd geheel los van de Beta’s ontwikkeld. Alweer onder de strakke supervisie van Fiat waar ze al in de weer waren met project 1/9, wat uiteindelijk de lage Fiat X1/9 zou worden. Op die basis werd verder gewerkt en werd zelfs gedacht aan een krachtige 3-liter V6 van Ferrari. Maar de wereldwijde oliecrisis in 1973 gooide erg veel overhoop. De realo’s bij Fiat beslisten dat de Montecarlo een Fiat Lampredi 2.0-liter motor zou krijgen.
Montecarlo wordt Scorpion
De Beta Montecarlo werd vernoemd naar de beruchte rally die het merk het jaar daarvoor met de Lancia Stratos had gewonnen. Niet dat deze coupé ook maar iets met de Stratos te maken had. Naast de gesloten versie volgde er ook een blitse spider met uitneembaar targadak. Beide versies werden ook gepresenteerd in de VS. Zoals dat meestal ging, kreeg hij daar aangepaste bumpers, een aangepaste vering en andere koplampen. Een aantal Amerikaanse staten hadden in de jaren ’70 al strenge emissie-normen. Bijgevolg kreeg deze Lancia daar een bescheiden 1,8-liter motor met slechts 81 pk. De Europese versie had er 120.
Chevrolet had al een Montecarlo, dus in de VS werd hij als Scorpion op de markt gebracht. Het werd er evenwel geen groot succes.
Een sukkelweg
Waar zullen we beginnen? Roest, elektrische pannes, problematische remmen. De grootste nagel aan de doodskist van de toenmalige Lancia’s was de roestduivel. Daar was een reden voor: Fiat had een overeenkomst met de Sovjet Unie om de 124 daar in licentie als Lada te bouwen. In ruil kon Fiat aan erg voordelige prijzen Sovjetstaal kopen. Helaas was dat van inferieure kwaliteit. De Lancia Beta bleek erg roestgevoelig, vooral bij de achterwielophanging en in de motorruimte. In de jaren ’70 roestten zowat alle auto’s, maar de Italianen nog het meest. Jammer voor de hoge ambities van Lancia. Ook de elektriciteit deed niet altijd wat de chauffeur verwachtte en de remmen bleken slecht in balans waardoor de voorwielen makkelijk blokkeerden Zo word je geen premium.
Gebuisd en tweede zit
“Zo word je geen premium”Het regende klachten. In 1978 oordeelde Lancia dat het tijd was voor een time-out voor de Montecarlo. Werk aan de winkel en de productie werd twee jaren stopgezet. In 1980 stond hij er weer, nu met een elektronische ontsteking, herwerkte remmen en een imagoboost. De Montecarlo werd ingezet in de racerij, Lancia pakte in die periode heel straf uit in de rallywereld met oa de Stratos en de Delta.
Uiteindelijk werd de productie van de Montecarlo stopgezet in 1981, na 5.775 Montecarlo’s en 1.801 Scorpions. De gewone Beta’s bleven nog in productie tot 1984. Er kwamen nog wat updates, meest opmerkelijke was het eigen turbo-systeem van Lancia, sommige motoren werden voorzien van een Volumex. Ingenieus maar niet voldoende om de neergang te stuiten.