Het zijn haantjes, die grote autoconstructeurs. Op de diverse autobeurzen proberen ze telkens opnieuw elkaar de loef af te steken met nog krachtigere motoren, nog meer blingbling of gadgets. Maar op de salons van 1993 ging alle aandacht naar een kleine en sobere vierwieler op de Renaultstand. Simpele mechaniek, de motor was niets speciaals, minimalistisch ingericht. Zou Renault dit nu echt menen? Net als vele andere massaconstructeurs was Renault de jaren voordien erg saai bezig. Elke beslissing werd rationeel afgewogen en elk scherp randje werd weggevijld. In 1993 verscheen vervolgens deze kleine lefgozer. Waren er nog heilige huisjes te slopen?
Renault wou lef tonen
“géén risico nemen het grootste risico was dat Renault kon nemen”Het was de nieuwe flamboyante designbaas, Patrick Le Quément, die bij Renault een frisse wind wou laten waaien. Eén van z’n gevleugelde uitspraken was dat ‘géén risico nemen het grootste risico was dat Renault kon nemen.’ Le Quément wist zijn statements door te drukken, in zijn visie was het cruciaal dat kleine en goedkope auto’s er bijzonder goed uit moesten zien. De meest succesvolle kleine auto’s hebben telkens een kenmerkend design: de Fiat 500, de Kever, de Mini. Steeds een herkenbaar en iconisch ontwerp dat jarenlang meegaat. Dus volgens Le Quément moest de nieuwe kleine Renault er eentje worden die je graag wilde hebben, niet eentje die je door de neus geboord werd.
Twist, Swing en Tango
Twingo was een samenvoeging van drie woorden: Twist, Swing en Tango. Bedoeld om speelsheid en plezier uit te stralen. De kenmerkende kikkerogen waren een duidelijk statement. De voorkant leek guitig te lachen en moest vooral apart zijn. Zo ook die drie streepjes luchthapper. Binnenin was er een minimalistische boordplank met knopjes in felle kleuren. Vele fabrikanten kozen voor chique chromen randjes rond de tellers, maar dit kleurrijk interieur zag er veel speelser uit, terwijl het ook nog eens goedkoper te fabriceren was. Bij de eerste schetsen van de Twingo werd een testpubliek bevraagd: 50% van de consumenten vond het model niets, 25% twijfelde, en de andere 25% wilde weten waar ze er een konden bestellen. Bij één van z’n eerste verschijningen in Parijs hing de blits aangekondigde Twingo aan de zijkant van een gebouw. Dit kleintje wou opvallen, niet met z’n hi-tech of een strak rijgedrag, evenmin met z’n ruimte of gadgets.
Mono-box-principe
Dankzij de succesvolle Espace was Renault de pioneer van het ‘monospace’-design. Een korte neus met een rechte kant resulteerde in veel binnenruimte. Dus waarom dit principe niet toepassen op een kleine auto? De wielen zo ver mogelijk op de vier hoeken. Een goede praktische bruikbaarheid en ook een slimme verschuifbare achterbank, met de keuze voor een iets grotere koffer oftewel meer ruimte voor de achterpassagiers. Het bleek zelfs mogelijk om in de Twingo te overnachten. De achterleuning kon helemaal vlak waardoor je een slaapplek kon creëren. Uiteraard met z’n tweetjes. Mooi extraatje bij jonge mensen. Het mono-box-principe werd nog verder doorgetrokken in de minimalistische boordplank, wat lampjes voor de neus van de chauffeur, de kilometerteller stond centraal en wat hoger. De nieuwe Twingo werd ook wel de opvolger van de legendarische R4 genoemd. Terwijl de R4 in vorige decennia stond voor soberheid en utilitair, werd de Twingo vrolijk aangepast aan de zeden van de jaren ’90.
Opvallen was de boodschap
De Twingo werd onder succesnummer Clio gepositioneerd. Terwijl de Clio niemand tegen de haren mocht strijken, moest de Twingo er wat uitspringen. Maar ook zorgen voor voldoende marge zodat Renault er geld kon aan verdienen. Er is het verhaal dat de antenne één groot misverstand was. De antenne was aanvankelijk bedoeld om op het dak te belanden. Zoals dat hoorde, werd een schatting gemaakt van de kostprijs, inclusief antennekabel. Tot plots bleek dat de kabel een meter te kort was begroot. Er was geen marge meer. Dus werd besloten de antenne op de linkerspiegel te monteren! Dat zie je nooit bij een VW of een BMW.
De Twingo werd voorgesteld in opvallende kleuren als hardblauw, mintgroen, boterbloemetjesgeel of knaloranje. Een totaal ander kleurenpalet dan dat van de toenmalige saaie, grijze familie-auto’s zoals een Opel Astra of Golf. Bij z’n lancering liet Renault niet na om opvallend kleurrijke persfoto’s te maken, met oa buitenmaatse sumo-worstelaars.
Een goed doordacht totaalconcept
De Twingo was briljant in z’n eenvoud. Een driedeurs hatchback, heel compact, maar met best grote spoorbreedtes. Aanvankelijk wou Renault zich (financieel) indekken, dus geen straffe geavanceerde motor. De Twingo was niet bedoeld als een bijzondere rijdersauto en had slechts één motor beschikbaar: een simpele 1.2 viercilinder, met een schamele 55 pk, gekoppeld aan een handgeschakelde versnellingsbak. Omdat de Twingo bijzonder licht was (amper 800 kg), waren de prestaties best OK. In het nerveuze stadsverkeer voelde een Twingo niet sloom aan.
Ondanks de aanvankelijke twijfels bij Renault bleek de Twingo al snel een succes. Vanaf 1996 werd de verouderde 1200cc vervangen door een kleinere, maar modernere 1150cc die zuiniger en sterker was, en vooral beschaafder in de omgang. Als gevolg van z’n succes kregen de klanten ook meer keuze: het begon bij de ‘Basic’, soberheid troef voor een erg bescheiden prijs. Vervolgens was er de ‘Confort’, met oa elektrisch bedienbare zijruiten, centrale deurvergrendeling en bumpers in de carrosseriekleur. Bovenaan stond de luxe ‘Initiale’. Uitgerust met airco, vier airbags, mistlampen, verwarmde spiegels, mooie velgen, stereo-installatie en volledig lederen bekleding. In een Twingo!
Een kleurrijk succesverhaal
Bij Renault dacht men dat de aparte Twingo in het beste geval een modeverschijnsel van enkele jaartjes zou zijn. Dus snel over z’n hoogtepunt. Uiteindelijk werd het moeiteloos een carrière van 14 jaren. Toen de eerste generatie Twingo in 2007 uit productie ging, stond de teller op 2.478.648 exemplaren. Een klassieker leek geboren. In tegenstelling tot de New Beetle, de Mini of Fiat 500 had Renault geen retro-gedoe nodig. In plaats van een iconisch design te kopiëren, kwam Renault gewoon met een nieuw icoon. Erg slim. Dankzij het uitgekiende ontwerp was de auto herkenbaar en veel gebruiksvriendelijker dan z’n concurrenten. Zelfs na 14 jaren voelde de Twingo niet verouderd aan. De tweede generatie was echter een flauw afkooksel en de derde generatie werd samen met de Smart uitgewerkt, maar bleek helaas een bizarre verschijning zonder veel présence of uitstraling. Vandaag is dat segment helemaal ingepikt door de Fiat 500.