Automerken pakken graag uit met een legendarische knaller. Goed voor de stamboom en geloofwaardigheid. Vraag maar aan Jaguar en z’n beruchte E-reeks in de swinging sixties.
Maar dan? Hoe moet je zo’n legende opvolgen? Jaguar besloot in 1975 de XJS als opvolger uit te brengen. Geen bescheiden coupé. Het was evenwel het lot van de XJS om z’n hele carrière in de schaduw van z’n legendarische voorganger te blijven staan. Toch mocht deze XJS beschouwd worden als de ultieme coupé van de jaren ’70. Breed, laag en lang. De belichaming van extravagantie en doorgedreven luxe met ondermeer elektrische en verwarmde voorstoelen. Dat was toen echte verwennerij. Opvallend stil, snel, dorstig en een tikkeltje patserig. Er waren zeer zeker snellere en sportievere concurrenten, maar de XJS haalde z’n neus op voor de rauwe scheurijzers van Ferrari, Lamborghini of Porsche. Die waren veel te brutaal en overdreven met decibels. Deze Jaguar wou het anders aanpakken. Beschaafder, oog voor comfort en luxe. Ook al bestonden die woorden nog niet in de jaren ’70, de XJS stond voor zen en ontstressen. Tenminste, als je niet te veel naar de snel zakkende benzinemeter begon te kijken.
Een gewijde stilte
De XJS was een zware auto. Hij zette meer dan 1800kg op de weegschaal en kon een tank van 90 liter goed gebruiken. Niet verwonderlijk met een beest van een V12 (met slechts 285pk) onder de motorkap. Meestal geleverd met een automaat. Dat paste goed bij deze coupé en z’n rijstijl. Geruisloos cruisen. Een nobele gentleman, very British. Hij kon tot boven de 250 km/u en zat in 6.5 seconden aan 100 km/u. Maar die prestaties waren niet zijn bestaansreden. Deze Jaguar moest het hebben van het zalig cruisen in een gewijde stilte. In de meeste versies werd niet zuinig omgesprongen met chroombiesjes en hout in het interieur.
Ook bij hoge snelheden lag deze coupé als een blok op de weg. Niet verwonderlijk door z’n afmetingen en hoge gewicht. En volgens Jaguar ook dankzij die opvallend doorgetrokken zijschorten achteraan, ‘the flying butresses’. Klinkt goed voor een verder overbodig stijlelement. Hij viel ook op met z’n uitzonderlijk lange motorkap. Die refereerde naar de E-reeks. Tja, er moest een 12-cilinder onder passen. Maar verder een opvallend korte wielbasis, overgenomen van de oer-klassieke XJ. Met bijgevolg achteraan een erg lange overhang. Een Jaguar-coupe was ondanks z’n benepen achterbank veel duurder en exclusiever dan de klassieke XJ-vierdeurs.
Ondanks de heftige oliecrisis van de jaren zeventig werden er de eerste zes productiejaren 16.000 stuks geproduceerd, niet slecht. Jaguar had duidelijk z’n liefhebbers. Maar dan begon het te dagen hoe abominabel slecht de bouwkwaliteit was. De concurrentie was deze XJS volop aan het overvleugelen, er was de Mercedes SEC of SL, de BMW 6 of een Porsche 928.
Britse aristocratie
“Duitsers zijn kwalitatief beter maar ontberen die mix van emotie, standing en elegantie”Begin jaren ’80 waren er zware twijfels omtrent z’n voortbestaan, De gehele Britse auto-industrie zat in een diepe crisis en de vraag werd luidop gesteld of de XJS nog wel een toekomst had? Toch gebeurde in die periode nog wat oplapwerk. Meest belangrijke was de update van de 12-cilinder, hij werd efficiënter: HE (High Efficiency). Dat was hard nodig. Er kwam ook een zescilinder, een 3.6 liter, net zoals in de klassieke vierdeurs XJ. Nog wat later verscheen de targa-versie en enkele jaren later de cabrio-versie. Die werd nog zwaarder dan de gesloten versie. Helaas bestaan er ook opgetunede versies van de XJS. Zo zonde. Van zo’n edele Brit moet je afblijven, beter geen extra spoilers of verstralers aanbrengen. Ook al doe je dat onder de roemrijke naam van Tom Walkinshaw.
Uiteindelijk had de XJS een absurd lange carrière: 21 jaar. Niet dat hij een eclatant verkoopsucces was. Neen, Jaguar had vooral erg weinig middelen om een nieuwe coupé te ontwikkelen. Die kwam er pas in 1996 met de XK8, waarmee Jaguar de moderne tijden wou binnentreden.
Liefde maakt blind
Zoals bij veel Britse producten van die periode liet de kwaliteit sterk te wensen over. Er bestaan fans die over hun Jaguar geen kwaad woord over hun lippen krijgen. Dat moeten bijzonder idealistische en gemotiveerde anglofielen zijn. Een XJS bleek behalve een dure aankoop ook een garantie op hoge garagefacturen, hoog verbruik en vele irritante pannes. Kortom iedereen wist dat er veel betere concurrenten waren dan deze coupé of z’n klassieke XJ vierdeurs. Toch kon een Jaguar een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen. Duitsers zijn kwalitatief beter maar ontberen die mix van emotie, standing en elegantie.