Citroën Dyane, de 2pk van de toekomst (1967 - 1984)

Vergroot foto
Door: HM 14-10-2018

Er zijn auto’s die net door hun imperfecties een plaats in de geschiedenisboeken verdiend hebben. Zo werd de 2pk een icoon op zijn manier. Deze minimalistische vierwieler kon op het Franse platteland eieren vervoeren zonder die te breken maar had vooral een lange lijst beperkingen.

Voor een auto van bijna 4 meter had de 2pk een bedroevende praktische bruikbaarheid. Z’n koffer was moeilijk toegankelijk en toen begin jaren ’60 de R4 van grote concurrent Renault op het toneel verscheen, werd dat pijnlijk duidelijk. Tijd om het concept van de 2pk wat bij te stellen. In 1967 werd de Citroën Dyane aangekondigd als ‘de 2pk van de toekomst’.

Het lastenboek was duidelijk: oog voor de centen en bruikbaarheid. De vijfde deur en een makkelijk toegankelijke koffer was een must. En om de prijs te drukken moest de nieuweling op dezelfde productielijn als de 2pk gebouwd worden. De Dyane mocht maw niet te veel afwijken van het origineel.

Citroën-eigenwijs

Maar bovenal moest de Dyane voortborduren op de succesformule van de 2pk. Hij werd wat strakker, minder bol. De koplampen in de spatborden en afgewerkt met een vierkante sierlijst. De vlakke deuren van de 2pk verdwenen, Ze werden hol, niet alleen uit stilistisch oogpunt, maar vooral om ze steviger te maken. En dat kon want de raampjes gingen niet omlaag, het waren simpele schuifraampjes. 

Bij z’n lancering had de Dyane nog geen derde zijruit, die kwam later. Maar hij was zeer herkenbaar als neefje van de 2pk, dus gezond eigenwijs. Citroën had ook oog voor de charmante aaibaarheidsfactor en felle kleuren: oranje, geel of grasgroen. Wat een verademing.

Een upgrade

De Dyane werd praktischer, maar ook beter aangekleed. Tja, een upgrade van de 2pk was niet zo moeilijk. Leg een dekentje in de 2pk en hij wordt al 50% luxueuzer. Het dashboard mocht wat meer zijn en werd overgenomen uit de grotere Ami 6.

Technisch gesproken volgde hij helemaal het spoor van de 2pk: motor, versnellingsbak en chassis. Bij z’n lancering had de Dyane de bekende luchtgekoelde 425cc tweecilinder boxer. Die produceerde naast z’n typisch lawaai een armzalige 18 pk. Na enkele jaren waren er twee versies: de basisversie, Dyane 4, nu met een 436 cc en de Dyane 6, met de grotere 602cc. Nog later kreeg die schijfremmen vooraan.

Probleemloos rijden

Prestaties waren evenwel niet van belang, noch aanwezig. Simpelweg irrelevant. Het heeft geen zin om uit te weiden over pk’s of chrono’s van 0–100km/u. Of deze paraplu op wielen de 100km/u kon bereiken, hing vooral af van de tegenwind, hellingshoek of ontbijt van de bestuurder.

Al snel kreeg de chauffeur in de gaten dat hij best niet te veel naast vrachtwagens op de snelweg mocht rijden. Maar ach, veiligheid was nog geen item. Maakte niet uit aan welke snelheid je de bocht in vloog, dankzij de zeer elastische vering bleven de wielen altijd aan de grond. De carrosserie zwaaide alle kanten uit.

Het was de simpele maar beproefde Citroën-mechaniek. Geen toeters of bellen of overbodige gadgets, dus er kon weinig stuk. En indien nodig kon je er makkelijk zelf aan sleutelen, Jammer van het roest, vooral bij die dunne koetswerkpanelen. Maar dat was een kwaal waar vele generatiegenoten mee te maken hadden.

Acadiane

Net zoals bij de 2pk kreeg de Dyane in 1978 ook z’n bestelversie. De naam moest Citroën niet ver zoeken: alle utilitaire modellen kregen de benaming AK. In combinatie met Dyane werd dat dus Acadiane. Die bestelversie bleef tot 1987 in productie. Langer dan de gewone Dyane.

Het was intussen al een grote familie geworden: 2pk, Dyane, Acadiane, Ami en de rudimentaire Méhari. Voor elk wat wils. Vooral in de jaren ’70, met dank aan de toenmalige oliecrisis en z’n zuinige motor, hadden deze bescheiden Citroëns veel succes. De Dyane klokte op het einde van z’n carrière (1984) af op 1.4 miljoen exemplaren. Daar bovenop nog eens 250.000 Acadianes. Waarvan een deel ook in België geproduceerd werd. Citroën had tot 1980 een fabriek in Vorst.

Een echte opvolger van de 2pk werd de Dyane dus niet. Hij heeft nooit het cultstatus van z’n neefje kunnen bereiken en moest vroeger het toneel verlaten. In sommige kleine Franse dorpjes kom je nog eens een Dyaneke tegen, en ze blijven rijden.

Geef commentaar
comments by Disqus