In het vroegere oostblok was het leven simpel. Er was maar één partij, stemmen hoefde dus niet. Je kon evenmin kiezen uit 26 soorten tandpasta of shampoo. En als je een auto wou, was de keuze niet echt uitgebreid. Privé-bezit was een vies woord. Dus je mocht niet te opzichtig uitpakken met je auto.
Een auto kopen in de voormalige Sovjetunie, deed je niet bij een autodealer. Neen, je moest een heus dossier opstellen en officieel indienen, waarvoor je steevast lang in de rij moest gaan staan. Na jarenlang wachten, kreeg je een basic, saaie, gedateerde vierkante bak toebedeeld. Tussen 1970 en 1988 was dat veelal een Lada 1200. Geen keuzestress in de strakke communistische planeconomie. Auto’s voor het volk en iedereen gelijk. Technische innovaties had het volk niet nodig. Dat konden die voormalige communisten goed, elk initiatief of poging tot innovatie werd vakkundig gesmoord. Je kon beter niet boven het maaiveld uitkomen.
Simpel is beter
Zo kwam het dat de Lada 1200 (VAZ 2101) 42 jaren lang amper gewijzigd werd. Eigenlijk was het een Fiat. In 1966 lanceerde Fiat z’n hoekige 124. Ooit een elegante Fiat-bestseller (waarvan ook deze fijne coupé op de markt kwam). Na verloop van jaren verkochten de slimme Italianen de productielijn van het uitgeleefde type 124 aan de Sovjets. De basis bleef onveranderd en redelijk onverwoestbaar. Simpelheid troef: achterwielaandrijving, een aangepaste vering voor het ruige Siberische landschap, wat dikkere staalplaten en vooral een straffere verwarming, tot zelfs een slinger om hem toch te kunnen starten bij een lege accu. Tja die Russische winters.
“Rijden met een Lada was werken”De communistische planeconomie had beslist om in 1970 een enorme fabriek op te trekken in Togliattigrad. Diep in Rusland, nog ver voorbij Moskou. Op dat moment de grootste autofabriek ter wereld met meer dan 120.000 medewerkers in dienst. Vanaf 1970 werden er in deze mega-fabriek miljoenen Lada’s geproduceerd. Door het resoluut weigeren van enige innovatie of modernisering, werd een Lada nooit een bijzondere of spannende auto. Gewoon transport, niets meer of minder dan droog, warm en (relatief) betrouwbaar van A naar B, met de hele familie en wat bagage. Maar rijplezier of charmes…. Neen. Rijplezier was een decadent westers genot, not done in de Sovjetunie. Je hoefde je nooit zorgen te maken dat iemand hem wou stelen. En vandaag lijkt niemand het jammer te vinden dat die vierkante Lada’s uit het straatbeeld verdwenen zijn.
Basic auto voor weinig geld
In 1974 stopte Fiat met z’n 124. Naar West-Europese normen had hij z’n beste tijd gehad. Vanaf dat jaar mocht Lada beginnen exporteren naar West Europa. Aanvankelijk nam deze Lada een aarzelende start. Hier zat niemand te wachten op Russisch materiaal, dat had geen te best imago. Toch kwamen de verkopen stilaan op gang. Er bleek een markt te bestaan voor een dergelijke minimalistische auto. Mensen die bewust niet kiezen voor luxe of prestige. Een puur rationele keuze, meer auto voor minder geld. Voor sommigen zelfs een statement: de wat linkse geitenwollen sokken met licht communistische sympathieën of een enkele pijprokende dwarse wiskundeleraar met sandalen.
Rijden met een Lada was werken. Geen stuurbekrachtiging, een zware koppeling, een hakerige pook, prominent aanwezige motor- en rijgeluiden en na verloop van jaren wat stuurspeling. Maar hij trotseerde zonder verpinken de Siberische taiga. Ook z’n motor was niks gesofisticeerds: een klassieke 1200cc met 62pk. Je raakte met veel moeite aan 140 km/u. Dat volstond. Basic maar degelijk, en vooral goedkoop. Geen overkill aan snufjes of gesofisticeerde hulpmiddelen. Er kon dus weinig stuk gaan. Niet zoals sommige Fransen wel eens uit de bocht durven te gaan met hun overdaad aan kwetsbare elektronische snufjes.
De vraag was groter dan het aanbod
Eenmaal de productie op kruissnelheid kon de immense fabriek aan de Wolga de vraag niet bijhouden. Niet dat dat een bekommernis was van de bureaucratische Sovjets. Einde 1976 waren er reeds 3 miljoen exemplaren uit de fabriek gerold. Op weg naar de vier windstreken. Vooral in de jaren ’80 begon Lada aan een stevige opmars in West-Europa. De harde valuta waren zeer welkom bij de Sowjets. Er kwamen zelfs wat upgrades: vanaf 1973 de VAZ 2103, nu met dubbele koplampen, wat langer, een licht gewijzigd interieur en een sterkere motor (1500cc). In 1980 was er de VAZ 2105. Strakker, rechthoekige koplampen, maar nog steeds gevrijwaard van luxe of verfijning. De oorspronkelijke Lada 1200 bleef in productie tot 1988, de daarvan afgeleide 2105 tot 2010. De stationversie heeft het kunnen rekken tot 2012. Een carrière van 42 jaren, weliswaar wat updates of facelifts, maar de basis was nog steeds de Fiat 124 van 1966.
Je komt ze nog op alle continenten tegen. Van Moskou tot Vladivostok, tot Cuba of Noord-Korea. Maar ook in onze contreien vond hij moeiteloos z’n weg. Behalve wat olieverlies of kapotte uitlaten bleef deze simpele Lada rijden. Samengehouden met klinknagels en duckt-tape. Uiteindelijk werden er veel meer exemplaren verkocht dan z’n stamvader, de Fiat 124.
Nog een toekomst voor Lada?
“Je komt ze nog op alle continenten tegen. Van Moskou tot Vladivostok, tot Cuba of Noord-Korea”Europa heeft de gewoonte om te evolueren, ook op gebied van veiligheids- en emissiewetgeving. Zo’n prehistorisch Lada kreeg het moeilijk. In 1997 werd hij teruggetrokken van de meeste West-Europese markten. Het model bleef evenwel nog jaren in productie voor de interne Russische markt. De ontwikkelingskosten waren al 20 keer afgeschreven, dus deze Lada bleef één van de goedkoopste en makkelijkst te produceren auto’s. En door het schaarse aanbod bleef hij ook lang de meest populaire tweedehandswagen in Rusland, ook lang nadat de productie gestaakt was.
Benieuwd of Lada een comeback in West Europa zal kunnen maken? Deze keer met de hulp van Renault en een moderne naamgeving zoals Kalina, Granta of Vesta.