De wet van de remmende voorsprong heeft zwaar gewogen in Groot-Brittanië. Triumph is daar een sprekend voorbeeld van. Na WO II waanden de Britten zich superieur. Zij hadden de oorlog gewonnen, terwijl de Duitsers en Japanners hun wonden moesten likken. De verliezers van de oorlog werden in de underdogpositie gedwongen en moesten zich dubbel plooien en vooral hard werken om er bovenop te raken.
In volle overwinningsroes dachten de Britten dat zij het alleenrecht hadden op pareltjes van moderne techniek en in volle overmoed hielpen ze zelfs de VW-fabriek te Wolfsburg opstarten. Achteraf bleek dat ze vooral hun eigen graf aan het delven waren. Geen gebrek aan knappe ideeën en hoogheidswaanzin bij de Britten, maar ze vergaten hun kwaliteit te bewaken.
Wat met het oer-Britse Triumph?
Triumph ging op in het amalgaam van British Leyland en was voorbestemd om daar een vooraanstaande rol te spelen. Het liep evenwel anders. Enkele generaties later waren ze rijp voor de schroothoop.
Naast de knappe roadsters had Triumph ook klassieke vierdeurs. Luxueuze gezinswagens zoals de Herald, de Vitesse of de 2500. Veel charme, een uitgesproken Brits saloon-gevoel en sportiviteit. Dat was de Britten op het lijf geschreven. Dat kon niet foutlopen. Tja, je kan ook teveel zelfvertrouwen etaleren.
Een saloon met sportieve uitstraling
De Dolomite was een doorontwikkeling van de eerder gelanceerde Junior 2000 en Toledo. Maar terwijl deze kleinere modellen slechts beschikten over een bescheiden motor en voorwielaandrijving, werd de Dolomite wat langer en voorzien van krachtigere motoren en achterwielaandrijving. Het model mikte hoger. Een veelbelovend, sportief ontwerp van Michelotti. De Sprint maakte indruk met z’n dubbele koplampen en karakteristieke haviksneus. Eerst een krachtige 1850cc, en vanaf 1973 werd dat een 2 liter met 16 kleppen en 127pk. De eerste in massa geproduceerde 16-klepper. Veelal in het geel. Een sportieve uitstraling met de lichtmetalen velgen, een dubbele uitlaat, een vinyl dak en zelfs een voorspoiler. Bij Triumph geloofden ze dat ze BMW en Alfa Romeo helemaal achter zich zouden laten. Indien er niet gestaakt werd tenminste.
Brits chique vanbinnen met de getinte ramen en een knap houten dashboard waar vooral de koelwatertemperatuurmeter zeer belangrijk was. Algauw bleek de Dolomite over een zeer fragiel koelsysteem te beschikken, met snel overkoken tot gevolg. Ze moesten zeer goed onderhouden worden. En ze stonden regelmatig aan de kant met de motorkap omhoog, alweer.
De sportieve Sprint-versie bleef in productie tot 1980, en eindigde op 23.000 exemplaren, veel minder dan aanvankelijk gehoopt. Hij was bedoeld om een concurrent te worden van de BMW 2002TI of de toenmalige Alfa Giulia, maar zakte helaas door het ijs of kookte over.
Een triest verhaal
“Het was over en out. Teveel geblunderd”De lethargische Britse auto-industrie van de jaren ’70 was diep gevallen. Er was nog een poging in 1981 om het ooit zo fiere Triumph te rebadgen van een Honda Civic. Dat werd de flauwe Acclaim. In de hoop dat de kopers de herwonnen kwaliteit zouden appreciëren. Maar het was over en out. Teveel geblunderd. De Britse auto-industrie heeft een mooi verleden, sportieve uitstraling. Maar vele welklinkende namen als Triumph, Wolseley, MG of Rover bestaan niet meer. In tegenstelling tot de vele Duitse of Japanse constructeurs.