De Fiat 126 moet zich echt wel klein gevoeld hebben. Niet alleen door z’n formaat, maar nog meer omdat hij verondersteld werd de legendarische 500 (verhaal hier) op te volgen. Begin er maar aan.
Die Fiat 500, gelanceerd in 1957, bleek een uitzonderlijke auto. Eigenlijk een simpele auto, ontworpen voor de gewone werkende mens. Maar wel op een dusdanig geniale manier, dat hij onbedoeld uitgroeide tot een heuse klassieker. En in 2007 kwam er de succesvolle remake.
De opvolger was ook zeer simpel en utilitair bedoeld. En daar bleef het bij. Geen legende of mythe geworden. En na z’n actieve loopbaan verdween de 126 in de stille plooien van de geschiedenis. Maar er was niks mis met deze 126. Hij had een duidelijke missie: simpel vervoer,voor weinig geld, voor de letterlijke en figuurlijke kleine man of vrouw.
Een compacte blokkendoos
Voor de ontwikkeling van z’n nieuwe lilliputter wou Fiat geen te hoog budget vrijmaken. De 126 was dus een mechanisch (licht) verbeterde versie van de 500. Nauwelijks ruimer, degelijker of veiliger…. En nog steeds de bekende luchtgekoelde tweecilinder achteraan. De vormgeving maakte het verschil. Die was veel strakker. Het guitige en sympathieke was weg. De 126 had de hoekige, wat brutale Fiatstyling van die tijd.
De Fiat 126 maakte z’n debuut in 1972. Het was een slimme zet van Fiat om het model vanaf 1973 ook in een Poolse fabriek te produceren. De productie aldaar bleek niet alleen goedkoper, maar hij werd ook zeer populair in het toen nog communistische land. Elke vorm van luxe was er taboe. Het overgrote deel van de 126’tjes zou dan ook uit een Poolse fabriek rollen. En daar meteen ook een koper vinden. In de jaren ’80 was de 126 veruit de populairste auto in Polen.
“minder stabiel dan een Griekse minderheidscoalitie”En ze blijven nog onvermoeibaar rondtuffen op de (verbeterde) Oost-Europese wegen. Maar daar is dan ook alles mee gezegd. Deze weinig geraffineerde blokkendoos had een rijgedrag dat nog minder stabiel bleek dan een Griekse minderheidscoalitie. Je had echt alle aandacht nodig om op de weg te blijven. Het ging niet vanzelf en je kreeg weinig medewerking van de 126. Een hakerige pook, vlot schakelen was niet evident. De versnellingsbak dateerde nog uit de periode dat deze niet gesynchroniseerd waren en een weerbarstige reputatie hadden. Als er in de loop der jaren dan ook nog wat stuurspeling was ontstaan, had je het onderweg zo druk als een schipper op een woeste oceaan. En het ging nauwelijks sneller. De prominent aanwezige motor- en rijgeluiden hielden je wel goed bij de les.
Een pretentieloze stads-en boodschappenauto
In z’n zeer lange loopbaan kreeg hij enkele lichte facelifts. Meest opvallend waren de grotere bumpers, een neerklapbare achterbank en een schuifdak. Op sommige uitvoeringen ook wat stevige stootstrips op de flanken, de stadsjungle weetjewel…. Ook de kranige tweecilinder werd regelmatig onder handen genomen en krachtiger gemaakt. Maar bij deze simpele proletariër was snelheid sowieso nooit het belangrijkste verkoopargument. Dat was de lage aanschafprijs. Anders viel je keuze voor dit model niet te verdedigen. Dergelijk basisvervoer koos je om droog van A naar B te kunnen rijden. Niet meer of minder dan een stads-en boodschappenauto.
De grote schaduw van de kleine 500
De 126 is (evenwel) nooit uit de schaduw van z’n voorganger geraakt. En toen in 1992 de hoekige Cinquecento (jawel 500) verscheen, had de dappere 126 geen toekomst meer. Toch niet in West Europa, want daar was hij geheel achterhaald. Hij beantwoordde niet meer aan de wensen van de Westerse automobilist. In Oost Europa (vooral Polen) had hij wel nog enkele mooie jaren voor de boeg. Daar bleef de 126 nog in productie tot 2000 en klokte af op 4.6 miljoen exemplaren. Wat betekent dat de 126 langer in productie was dan z’n mythische voorganger. Maar een hommage of remake….. neen, die kans is zeer klein.