Audi 100 Coupé S (1970 - 1976): de eerste keer dat Audi schitterde

Bekijk 11 foto's
Door: HM 28-10-2017

Pas eind jaren zestig kon Audi echt van start gaan. Het merk met de vier ringen is een fusie van vier Duitse autobouwers: DKW, Horch, Wanderer en Audi, verzameld in de Auto-Union. Wat later kwam ook NSU er nog bij. Mercedes was hoofdaandeelhouder maar zag geen toekomst meer in dat allegaartje en verkocht de vier merken in 1965 aan VW. In Wolfsburg was men vooral geïnteresseerd in de technische knowhow (zoals voorwielaandrijving of degelijke watergekoelde viercilindermotoren). Kortom, in 1970 had Audi nog een lange weg af te leggen en een zeer beperkt gamma: alleen de 60 of de 75. Dat waren nog DKW-modellen, waarvan sommige versies nog gebruik maakten van een pruttelende tweetaktmotor. Dankzij NSU en DKW had Audi wel een mooie reputatie van ‘Vorsprung durch technik’ opgebouwd als constructeur die ‘degelijk’ werk afleverde. Maar dat gold evenzeer, of misschien nog ietsje meer voor Opel, Ford of VW. En toch zou Audi de vlucht vooruit nemen, en z’n weg naar boven, naar het premium-segment, uitbouwen.

De eerste keer dat Audi schitterde

Voor Audi begon het pas echt in 1968, met de presentatie van de grotere 100-reeks, de stamvader van de latere A6. Om z’n imago wat bij te spijkeren besloot Audi daarvan een coupévariant te ontwikkelen. Deze diende elegantie en sportiviteit uit te stralen. En ja hoor, missie geslaagd. Bij z’n debuut in 1970 viel deze coupé op met z’n achterkant. Die had wat van de toenmalige Aston Martin DBS, zowel de achterlichten, maar ook die sportieve louvres. Niet slecht om met deze aristocraat vergeleken te worden. De sterk aflopende daklijn zorgde voor wat meer allure, net zoals de dubbele koplampen. Dat was in die periode alleen weggelegd voor de exclusievere auto’s. Er werd nog veel chroom gebruikt. Onder meer voor raamlijsten of logo’s.

Audi kwam van ver, zeer ver
Een knappe lijn, maar ook binnenin kreeg hij een stevig en doordacht ontworpen interieur. De succesvolle zaken-of sportman legt de lat graag erg hoog, dus dan is het maar best dat het goed oogt (met wat houtinleg) en dat het solide en kraakvrij blijft. Laat dat maar aan Audi over, dan gaat het een leven lang mee.

Sobere elegantie en degelijkheid

In 1970 werd nog niet over premium gesproken. De jaren ’70 waren niet echt een hoogtepunt van betrouwbaarheid, om nog te zwijgen van de roestproblemen. Terwijl vele merken wat steken lieten vallen, was Audi volop bezig om in te zetten op kwaliteit. Geen toegevingen, geen inferieure materialen. Liever streng en niet te veel frivoliteiten. De overdaad aan gadgets en spielerei is iets voor de 21-ste eeuw. Deze coupé had nog niet de extra kilo’s aan overdaad en luxe: spiegels en stoelen werden toen nog niet geëlektrificeerd of verwarmd.

De motor voor deze coupé kwam uit de topversie van de klassieke vierdeurs. Een viercilinder met 1900cc, maar opgekieteld tot 115 pk. Handgeschakeld of automatisch.

De stijlvolle club

De toenmalige concurrenten moesten gezocht worden bij (uiteraard) Mercedes of BMW. Maar er was ook de Alfa GTV of een Volvo P1800. Deze Audi coupé wou vooral bij de stijlvolle club horen. Dus een serieuze trap hoger dan de (ordinaire) Capri’s, Manta’s of Celica’s van de jaren ’70.

Tot 1976 rolden 30.687 exemplaren van de band. Dat was niet veel. De kloof met BMW en zeker met Mercedes was nog oneindig groot. Audi kwam van ver, zeer ver. Niemand had toen kunnen vermoeden dat Audi zich ooit op het niveau zou hijsen van z’n twee Duitse premiumrivalen.

Nadien kwamen er meerdere coupés bij Audi. Meestal op basis van de (kleinere) 80, met de nadruk op sport en dynamisch. Pas veel later kwam de A5 of de A7. Vooral de A7 was de rechtmatige opvolger. De lat hoog en zwaar inzetten op design. En komt die aflopende kont nu niet bekend voor?

Geef commentaar
comments by Disqus