Tegenwoordig is Skoda terug een florissante autobouwer. Met vooral dank aan VW. Je wordt niet meer scheef bekeken in een Skoda. En hij scoort goed op de leasingmarkt, dus de inruilwaarde zit goed. Ook in een verder verleden werd Skoda erg gewaardeerd, maar daar tussenin was er veel tristesse. Deze coupé situeert zich in de donkere periode van Skoda.
’T kan verkeren
In de vooroorlogse jaren speelde het Tsjechische Skoda overtuigend mee. Vooral in de jaren ’20 en ’30 had Skoda met onder meer de Superb meerdere innovatieve en luxueuze berlines met zes-en achtcilinders. In 1930 slaagde Skoda er in om (dankzij een goed lopende band) 85 auto’s per dag te bouwen. Dat was zeer uitzonderlijk in die tijd. Straf technologisch vernuft van die Tsjechen.
Helaas was WOII een zware streep door de rekening van Skoda. Toen het stof van WOII was gaan liggen, werd de fabriek staatseigendom. In het toenmalige Tsjechoslowakije werd een strakke communistische planeconomie ingevoerd die elke modernisering ontmoedigde. Gedaan met de mooie luxewagens. De benaming Superb verdween. Auto’s voor het volk werd het nieuwe credo.
Technische stilstand en weinig dynamisme
Het ooit zo toonaangevende Skoda lag decennialang strak aan de leiband van de Sovjets. Skoda mocht niet teveel innovatie of ambitie tonen en moest zich vooral gedeisd houden. Zoals al die modelburgers in het toenmalige oostblok. De Tsjechen wilden wel, maar hun moderne ideeën werden steeds opnieuw getorpedeerd door het communistisch regime in Moskou. Technische frivoliteiten had het volk niet nodig. Gewoon klassieke betrouwbare mechaniek dat meerdere decennia meekon en voorts iedereen gelijk. De vaart was er uit. In 1969 brandde zelfs de grootste fabriek af en vooral de ontwikkelingsafdeling (het kloppend hart van Skoda) was zwaar getroffen. Lang niet iedereen geloofde in een ongeluk.
Een trage evolutie
Vooruitgang was een vies woord en iets voor aan de verderfelijke kant van het ijzeren gordijn. Anderzijds dient wel gezegd dat een staatsbedrijf simpelweg blijft bestaan. Dus Skoda kon overleven in de woelige jaren van oliecrisissen, economische malaise, marktverzadiging. De lijst van Britse, Duitse of Franse automerken die in de jaren ’60 en ’70 van de kaart geveegd werden of opgeslorpt door de grote concerns, is erg lang. Skoda bleef al die tijd verder sukkelen, maar het merk bleef tenminste bestaan.
In die donkere dagen evolueerden de Skodamodellen met kleine muizenstapjes tegenover de voorgangers. Nooit grote ingrijpende vervangingen. Skoda was de laatste gezinsauto met de motor achterin. Het was een ontwerp dat eigenlijk dateerde uit de jaren ’50, net zoals de Renault Dauphine, NSU Prinz, Simca 1000 of Fiat 850. Toen waren dat moderne auto’s. Een veel gehoord mopje in die tijd: waarom de motor achteraan? Dan heb je tenminste warme handen als je hem moet voortduwen.
Geen luxe in de toenmalige Skoda’s, ook nauwelijks geluidsisolatie. En ook een teleurstellende wegligging. Je verwachtte ook niet veel van deze Oost-Europeaan. Vooral aandacht voor de centen, en des te minder voor imago of techniciteit. In die tijd vond je geen petrolheads in een Skoda, die werden depressief van dergelijk archaïsch vervoer. Zelfs lifters trokken een vies gezicht en sloegen teleurgesteld de deur weer dicht.
Een lichtpuntje in de donkere tijden
Toch was er heel soms een dapper initiatief van voluntaristische Skoda-ingenieurs om boven het socialistische maaiveld uit te komen. De meeste Skoda’s werden als een klassieke vierdeurs verkocht. Zo ook de 100L of 110L van de jaren ‘70. Van deze archaïsche vierdeurs werd de Rapid 110 R coupé afgeleid. Dat was een heus buitenbeentje voor het duffe Skoda en was leverbaar van 1970 tot 1980. Een knappe coupélijn, een 2+2-concept met frivoliteiten zoals kuipstoelen, een sportstuur en wat extra instrumenten. Vanaf 1974 zelfs nog extra verstralers. Maar de 1100cc die 62 pk leverde en die 18 sec nodig had om aan 100km/u te raken, kon je niet echt beschouwen als een sportwagen. Toch een bescheiden lichtpuntje in de donkere tijden en 56.900 exemplaren is lang niet slecht voor een coupé.
Enkele jaren later kwam er de 130 RS-versie (boven). Deze kreeg een veel straffere 1800cc met 140pk. Ook wel de ‘Praagse Porsche’ genoemd. Een straffe uitspraak, maar hij had ook een luide motor achteraan en met wat verbeelding stuurde deze zoals een Porsche. Deze 130RS deed zelfs mee in een aantal rally’s. En niet zonder succes.
Na regen komt zonneschijn
“Toch een bescheiden lichtpuntje in de donkere tijden”Anno 2017 lijken die donkere tijden ver weg. Waar is de tijd dat Tsjechië, sorry Tsjechoslowakije, nog aan de verkeerde kant van het ijzeren gordijn lag en Skoda vooral aangewezen was op de beperkte Oost-Europese afzetmarkt. In het Westen was het in die periode zeer moeilijk voor Skoda om z’n vierwielers te slijten. In de (weinige) West-Europese Skoda-showrooms groeide het onkruid welig uit de voegen van de tegelvloer, zo stil bleef het daar.
Maar kijk, de tijden zijn veranderd. Skoda heeft z’n mooie successtory. Van lelijk eendje naar (opnieuw) een fiere zwaan. Dankuwel VW. Sinds enkele jaren piekt Skoda vlot voorbij het miljoen exemplaren op jaarbasis. Dan ben je een serieuze autoconstructeur. Er is opnieuw een luxueuze Superb en zelfs wat grotere SUV’s. Binnenkort terug een coupé met wat Porsche 911-trekjes?