Alle sociale correcties ten spijt, zijn er op deze wereldbol nu eenmaal werkpaarden en luxepaarden. Dat is altijd zo geweest, ook in automobielland. Geen twijfel mogelijk tot welke categorie deze überlimousine behoorde.
Mercedes kan terugblikken op een lange rij statige voorvaders die teruggaat naar het begin van de 20-ste eeuw. Soevereine luxekarren die uitstralen waar Mercedes voor staat: luxe, comfort, veiligheid, degelijkheid. Op al deze domeinen wou de driepuntster superieur zijn. Vanaf de jaren zestig werd dat de S-reeks. De S van (het Duitse) Sonder of Super. Elke telg van deze luxereeks was in zijn tijd een pionier op vlak van innovatie en alles wat je aan een auto goed kon vinden. Veelal werd hij beschouwd als een passagiersauto, niet zozeer een drivers car. De achterbank was belangrijker dan de chauffeurszetel. De zeer gefortuneerden konden nog een stapje verder gaan. Regelmatig duikt er een Pullman-versie op. Het übervlaggenschip met weergaloze afmetingen en nog meer extra’s.
Das beste Auto der Welt
“Das beste Auto der Welt. Wie zou dat durven tegenspreken?”In 1972 lanceerde Mercedes deze S met de slogan ‘Das beste Auto der Welt’. Wie zou dat durven tegenspreken. Deze S (de W116) betekende een (lichte) breuk met z’n voorgangers. Hij werd langer, breder en lager en kreeg opvallend grotere lichten. Vooraan niet meer verticaal maar horizontaal. Toch zag deze aristocraat er allesbehalve schreeuwerig uit en liep niet te koop met zijn superioriteit. Hij straalde veeleer een onderkoelde status uit. Mercedes heeft een ietwat conservatief imago. Onterecht, want geen enkel ander merk heeft in z’n lange geschiedenis zo veel prijzen voor innovaties binnengehaald.
Geen ondermotorisering bij deze geweldenaar. Hij begon met een zescilinder 2.8 met 156 pk. Dat was al fors. En klom verder op met injectiemotoren (de E van einspritz) of acht cilinders. Deze laatste produceerde precies het goede geluid: een discrete, diepe, zelfverzekerde grom. Geen hoogtoerig gejank om aandacht of om een nieuwe joint de culasse. Je kon een Mercedes S sterk personaliseren met een lange lijst van opties. Geen enkele andere auto kon zo sterk variëren, ook in de lengte en indien gewenst, de prijs laten verdubbelen.
Het hoogste podium
Bij z’n lancering in 1972 schopte deze S het zelfs tot ‘Auto van het jaar’. Toch wel een uitzonderlijke prestatie voor een dergelijke exclusieve verschijning. Maar verdiend. Niet in het minst door z’n uitzonderlijke aandacht voor veiligheid: ABS (een wereldprimeur), kreukelzones, veiligheidskooi. Zelfs de geribbelde achterlichten hadden een veiligheidsaspect. Dankzij de ribbels raakten ze minder vervuild, dus veiliger. Het merk is er toch van doordrongen, misschien wel nog meer dan een Zweeds automerk dat er ook mee te koop loopt.
Helemaal bovenaan stond de 450 SEL 6.9. De grootste na-oorlogse motor in een Europese personenauto: een 7 liter V8 met 286 pk. Een ‘gewone’ S had luchtvering, dat was al zeer comfortabel. Deze 450 SEL 6.9 werd voorzien van een hydropneumatische vering (dankuwel Citroën). Alles wat kon bekrachtigd worden, werd bekrachtigd. Getooid met een walnotenhouten dashboard en in een gewijde stilte.
Een diesel exclusief voor Noord Amerika, qué?
Een rare strategie. Wie kan dat vandaag nog geloven, maar vanaf 1978 bood Mercedes uitsluitend in Noord Amerika, een dieselversie aan. Een vijfcilinder met 3000cc. Toch wel de omgekeerde wereld. De reden was dat de motor allesbehalve krachtig was, Alleszins niet voldoende krachtig voor de Europese markt. Maar in de VS moest hij zorgen voor de nodige emissie-reductie. De wetgeving omtrent emissies was daar erg streng. Een automerk mocht niet teveel uitstoten. Over roetuitstoot werd nog met geen woord gerept.
In de jaren zeventig werd hij beschouwd als de beste auto ter wereld. Onverwoestbaar. Je zou willen dat je vrouw ook zo lang zo mooi en storingsvrij bleef. Waarom eigenlijk een gevarendriehoek in de koffer? Overbodig toch? Nu ja, elke auto, ook een S kon een platte band krijgen, nooit uitgesloten. Maar een mechanisch defect….onmogelijk.
En de concurrentie?
De grote BMW’s konden in die periode nog lang niet de status van de Mercedes S benaderen. Een ranke Jaguar XJ was veel fragieler. Er was ook nog Rolls Royce. Maar deze was nergens beter in. Je had in plaats van een ster een mooi beeldje op het rooster en er werd significant meer kapitaal afgeroomd.
De assemblagelijn draaide al die jaren op maximumcapaciteit, nooit een verslapping gekend. Wereldwijd, van Amerika, over Europa tot Australië, en wat dictators in Afrika, werden er 470.000 verkocht. En vooral veel winst gemaakt. Een Mercedesverkoper moest nooit tobben over een eventuele korting, waarom zou hij.
O ja, er werden ook 292 gepantserde versies gebouwd. Niet verwonderlijk. Je kon je zelf als president, sultan, sjeik, dictator, koning of captain of industry niet serieus nemen als je je niet liet vervoeren in een (liefst verlengde) S-klasse.
Vanaf 1979 kwam z’n opvolger: de W126. Een rankere verschijning met weeral tal van innovaties, en ditmaal voorzien van plastic bumpers. Dat was even wennen.