De juiste auto op het juiste moment. Daar is Renault altijd sterk in geweest. Denk maar aan de Espace, Scenic, Twingo of de R16. Ook deze R5 past mooi in dat rijtje. Begin jaren ’70 had Renault in de gaten dat er een markt aan het komen was voor de compacte en praktische driedeurs.
The times they are a changin’
Nochtans was Renault niet altijd de specialist van kleinere, compacte auto’s. Integendeel, voor WO II stond Renault bekend voor z’n grote, statige limousines met zes of acht cilinders. Renault haalde in die periode z’n neus op voor de kleine, goedkope auto en was volop aan het wedijveren met Rolls-Royce en andere prestigieuze autobouwers. De tijden zijn echter veranderd. En vooral in 1972, toen deze R5 op het toneel verscheen, was Renault helemaal gelanceerd in het opkomende segment van de compacte stadsauto’s.
Een sympathieke verschijning
De R5 was een ontwerp van Michel Boué. Die had het concept in z’n vrije tijd getekend. De Renaultbonzen waren meteen verkocht. Het sobere concept wekte onmiddellijk sympathie op door z’n moderne, vlotte en opvallend geblokte vormgeving. Een vrolijke smoel, een leuk kontje, zacht afgeveerd, maar ook oog voor het praktische nut. Het was gewoon prettig en goedkoop rijden in deze R5. In geen tijd werd hij populair bij jong en oud, of als tweede wagen. De auto waarop Frankrijk, en de rest van Europa, zaten te wachten. In z’n begindagen had hij nog niet veel concurrenten.
Vernieuwing bij Renault
Bij z’n lancering in 1972 was de R5 uitsluitend te verkrijgen als driedeurs. Op dat moment de kleinste Renault. Kleiner dan de populaire Renault R4, want die was toch anders, meer basic en vooral utilitair. De R5 mikte op een ander segment. Meer aangekleed en vlotter, maar met nog veel simplicité: de deurhendels waren gewoon een knopje of de uitklapbare achterraampjes, simpel maar efficiënt.
Voorwielaandrijving was voor Renault intussen de standaard geworden. En sinds het vernieuwende concept van de grotere R16, was er ook het zelfdragend koetswerk en een derde deur. Bijkomend voordeel was dat het gewicht laag kon gehouden worden. De R5 nam de versnellingsbak en motor (een 780cc) over van de R4, met aanvankelijk nog een kapstokversnellingshendel in het dashboard. Later werd deze in de vloer gemonteerd. Ook de zachte torsievering werd overgenomen van de R4.
De R5 was ook verkrijgbaar met een 950cc. Later kwam de TS (Type Sport) met de 1290cc uit de R12. Deze R5 heeft nooit een diesel gehad. Pas bij de SuperCinq (vanaf 1984) kwam de zelfontbrander.
Een opvallende primeur waren de plastic schildbumpers. Ideaal voor zo’n stadswagentje, geen krassen of kleine deukjes meer bij het parkeren. Op de duurdere modellen werd dit plastic verder doorgetrokken zodat er flankbescherming was.
In Spanje kwam er een variant met een koffer (foto hierboven), Dat werd de R7, exclusief voor de Spaanse markt. Pas in 1979 komt de 5-deurs. Renault ondernam met deze R5 een dappere poging om de plas over te steken. Via de recent verworven AMC (American Motors Company), werd hij in de VS gelanceerd als ‘Le Car’. Maar dat werd niet echt een succes.
Een brute turboversie
Een opvallende versie was de Alpine met een heuse spoiler vooraan en een opgevoerde 1397cc met 93 pk. Dat was heel wat voor zo’n klein karretje. Hij knalde naar 100 km/u in minder dan 10 sec.en gooide hoge ogen in de rallye van Monte Carlo. Nog een opvallende primeur: de R5 was de eerste Renault die een turbo aangemeten krijgt, en hoe. De motor lag, nauwelijks afgeschermd, achteraan in het midden en stuurde 250pk naar de sterk verbrede achterwielen met daar bovenop een hels lawaai. Maar wat een sensatie.
Een zeer lange carrière
“De juiste auto op het juiste moment. Daar is Renault altijd sterk in geweest”De R5 is 13 jaar in productie geweest. Tussen 1972 en 1985 werden er 5,47 miljoen exemplaren gebouwd. Daar zijn er helaas erg weinig van overgebleven. Hij roestte nogal hard, zoals het meeste Franse blik van die tijd. In Iran werd hij nog tot 2002 geproduceerd. Toen de 205 van concurrent Peugeot in 1983 op het toneel verscheen, kwam de R5 wat in de schaduw te staan. Renault bleef evenwel geloven in dit concept, dus ook z’n opvolger bleef op dezelfde lijn. Dat werd de strakke SuperCinq. Die was ook succesvol maar toch gaat er niets boven het origineel.