De Volkswagen Kever werd in de jaren na WOII een wereldwijde bestseller. Zeer knap, maar VW wou niet al z’n eieren in één mand leggen. Gezien de stijgende welvaart in die periode werd er vooral gedacht in de richting van groter en luxueuzer. Dus werd de succesvolle en alom bejubelde Kever wat uitgerokken en afgeplat. Het resultaat was Type 3. VW was in die periode niet echt creatief met naamgeving: Type 1 was de Kever, Type 2 de Transporter en voila, in 1961 werd Type 3 met zijn ietwat bizarre vormgeving gepresenteerd.
Gebaseerd op VW Kever
Type 3 kreeg de technische layout van Type 1, inclusief het zeer herkenbare, doffe gepruttel producerende luchtgekoelde viercilindertje dat achteraan in het koetswerk woonde. Deze nieuwe VW werd gelanceerd met 3 mogelijke carrosserieën: een 2-deurs notchback (Ponton) met een duidelijk afgescheiden koffer, een 2-deurs fastback TL (Touren limousine) en een praktische 2-deurs break (Variant).
Twee koffers
De extra centimeters vertaalden zich in meer plaats op de achterbank en vooral meer kofferruimte. Volgens VW was type 3 ook wat luxueuzer geworden. Luxe is uiteraard zeer relatief. Zeker voor een Volkswagen uit die tijd waar soberheid troef was. In een Kever keek de chauffeur op één wijzerplaat, bij Type 3 werden dat 3 wijzerplaten. Er kwamen schijfremmen op de voorwielen, een iets betere isolatie, dus minder trillingen en lawaai. Luxe, jawel. Ook de motor werd wat groter, eerst een 1500cc (vandaar zijn roepnaam) later een 1600cc. Voor Type 3 slaagde VW er in om de boxermotor, die sowieso al een platte structuur had, nog platter maken dan bij z’n stamvader. Dat resulteerde in 2 kofferruimtes in deze VW 1500. Zeker bij de break zorgde dat voor ongezien veel laadvolume, zowel voor als achter. De motor bevond zich achteraan in de koffer onder een paneel. Op YouTube circuleert er een grappig Amerikaans promofilmpje waarin een piepjonge Dustin Hoffman deze VW 1500 aanprijst en op zoek gaat naar de motor, maar deze niet vindt.
Gulzig maar degelijk
Bij z’n lancering in 1961 reden er al meerdere concurrenten rond (Peugeot 404, Ford Taunus, Opel Rekord, Fiat 1500) die dankzij watergekoelde motoren met een 4-cilinder in lijn, veel moderner, minder lawaaierig, zuiniger en sneller waren. Maar zeker niet betrouwbaarder dan de VW 1500.
Met elke update van deze VW 1500 werden de pinkers en achterlichten wat groter. Maar vooral de motor werd onder handen genomen, zowel groter (1600cc) als moderner. In 1968 was de VW 1500 zelfs de eerste auto in massaproductie met een (Bosch) benzine-injectiesysteem. Dat was hard nodig want het verbruik was echt wel problematisch aan het worden. Maar VW wou vooral tegemoet komen aan de strenger wordende Amerikaanse milieuvoorschriften.
Niet charmant genoeg
“Met elke update werden de pinkers en achterlichten groter. Maar vooral de motor werd onder handen genomen”Toch ontbrak deze VW 1500 de charmes en de aaibaarheidsfactor van de originele Kever. Dus niet verwonderlijk dat de Kever moeiteloos z’n grotere broer kon overleven. Na 12 productiejaren en 2.5 miljoen exemplaren werd de Volkswagen 1500 op rust gestuurd. Nog voor het einde van z’n carrière was er al een (grotere) opvolger: de 411/412-reeks, ook al met een platte boxermotor achteraan. Nooit van gehoord? Houden zo, want deze opvolger verdient echt wel een plaats in de historische hitparade van de lelijkste automobielen. Meer dan ooit besefte VW dat het tijd was om de bladzijde om te draaien en te kiezen voor modernisering. Horen we daar een Golf of een Passat aankloppen?