In de jaren vijftig en zestig van vorige eeuw was het Westen, zo niet de hele wereld, in de ban van de 'space race'. De Amerikanen vochten een robbertje uit met de Russen om wie het eerst iemand de ruimte in kon schieten. Dat wedstrijdje verloren de Amerikanen op 12 april 1961 toen de Rus Yuri Gagarin door de stratosfeer ging. Alan Sheperd werd op 5 mei de eerste Amerikaan in de ruimte.
The Jetsons
In die periode van collectieve ruimtevaart-obsessie werd menig futuristisch toekomstbeeld geboren. Een beeld waarin de mensheid de ruimte koloniseert en zich meester maakt van allerlei futuristische snufjes. De cartoonserie The Jetsons uit 1962, van dezelfde makers als The Flintstones, speelde daarop in. Met vliegende auto’s en een robot als huismeid. Maar ook in de ‘echte’ wereld werd creatief nagedacht over futuristische aandrijfmogelijkheden. En de toen nog nieuwe jetmotor werd overwogen voor conventioneel autovervoer. Onder meer General Motors, Fiat en Rover experimenteerden ermee. Maar niemand ging verder dan Chrylser. Dat nam in 1964 een auto met turbine-aandrijving in productie. Wel… min of meer.
Chrysler Turbine Car
Chrysler bouwde officieel 5 prototypes en 50 productieversies van de Turbine Car. Maar dat waren in essentie eigenlijk allemaal met de hand gebouwde exemplaren. Op één na, waren ze allemaal identiek met dezelfde rode koperkleurige lak. Het koetswerk was van de hand het Italiaanse Ghia. Sterker nog, de complete koets werd in Italië vervaardigd en vervolgens naar Detroit verscheept. In één van de buitenwijken lag de eerste en enige assemblagelijn ooit voor auto’s met een turbinemotor.
Ghia voorzag de Turbine Car overigens van een koetswerk dat naar de Amerikaanse normen van de jaren vijftig en zestig opvallend sober en discreet was. Alleen aan de achterzijde zat een zware chromen bumper waaruit prominente uitlaten staken die refereerden naar de aparte aandrijflijn. En in het interieur was de middentunnel zo vormgegeven dat het leek alsof de uitlaat van de turbine erdoor liep.
Waarom een auto met straalmotor maken?
Het loont de moeite om aan te stippen dat de jet-motor van Chrysler uiteraard niet werkte op stuwkracht zoals het geval is bij vliegtuigen. Je kan je niet permitteren van in het verkeer alles achter je weg te blazen. De aandrijving gebeurde via één van de twee turbines aan de binnenkant en liep door een erg conventionele drietrapsautomaat. Gewoon op omwenteling dus. Technisch gezien was het zelfs eerder simpel en dat was een groot deel van de aantrekkingskracht. In tijden dat betrouwbaarheid nog een veel grotere uitdaging stelde als tegenwoordig, spreekt een eenvoudige motor aan. En zo’n turbine heeft 80% minder bewegende onderdelen dan een conventionele verbrandingsmotor. Bovendien moet hij niet opwarmen, is het niet nodig de verbranding te timen, produceert hij geen trillingen en draait hij op alles wat min of meer ontvlambaar is. Tijdens promotiestunts in Mexico liet Chrysler de auto op tequila rijden. In Parijs was het Chanel N°5. Op diesel zou hij ook kunnen lopen. Maar begin sixties lag natuurlijk niemand wakker van alternatieve brandstoffen.
Het verdict!
“Aan het verkeerslicht lieten ze het asfalt smelten of staken ze het gras in brand”203 personen kregen elk gedurende drie maanden één van de 55 Turbine Cars ter beschikking. Die testpersonen werden geacht ze normaal te gebruiken en een dagboek bij te houden over hun ervaringen. En die waren niet meteen negatief. De auto was ook in de praktijk betrouwbaar, hij accelereerde goed, binnenin was het in de winter veel sneller warm dan bij een conventionele auto en hij was stil. Maar er waren ook problemen. Zo was die turbine verre van zuinig. Op de snelweg viel het verbruik nogal mee, maar in de stad schoot het omhoog. Dat die turbine een stationair toerental had van 22.000t/min hielp natuurlijk niet.
Maar de échte dooddoener waren de uitstootnormen. Die loerden toen al om de hoek en Chrysler zag het tij keren. Een turbine is zelfs vandaag nog verre van ‘schoon’. Tot overmaat van ramp dook Chrysler in 1964 ook nog eens in één van z’n vele financiële crisissen. Het bedrijf had niet eens het geld om de turbine in normale productie te nemen als het had gewild.
Wat rest van de Turbine Car?
Over die Turbine Car gaan nogal wat gekke verhalen. Zo gaat het gerucht dat Chrysler ze terug riep omdat de turbines zo heet werden dat ze aan het verkeerslicht het asfalt lieten smelten of het gras in brand staken. En dat ze de lak van achteropkomende auto’s lieten afbladderen door de hitte van de uitlaat. Onzin, allemaal. De uitlaat was zelf koeler dan bij een conventionele verbrandingsmotor.
Chrysler wou de 55 Turbine Cars niet verkopen omdat het veel meer zou kosten om er ondersteuning en reserveonderdelen voor te voorzien dan om ze uit circulatie te houden. En er was de vrees dat handige Harry’s er een V8 zouden inproppen. Daarom riep het alle exemplaren terug. Het was er immers nog steeds eigenaar van. De auto’s werden vervolgens aan musea aangeboden, maar omdat ze destijds nog relatief nieuw waren, bleken die niet geïnteresseerd. Er zijn slechts 9 exemplaren van over.