In 1965 stelde Renault op het Autosalon van Genève z’n nieuwe middenklasser voor. Die kreeg nummer 16 op de kofferklep. Een kofferklep die meteen de manier veranderde waarop Europa, tot op de dag van vandaag, naar auto’s kijkt.
De eerste hatchback
Tot 1965 was bijna elke auto uit de middenklasse een sedan. Een model dus met duidelijk visueel gescheiden motorcompartiment, passagierscompartiment en kofferruimte. Maar de 16 brak met die trend. De achterruit was in de kofferklep geïntegreerd en scharnierde aan het dak. Daardoor had de 16 het tweevolumedesign dat in West-Europa zou uitgroeien tot de standaard voor het segment. Zelfs nu nog, een halve eeuw later.
Door z’n toen erg vooruitstrevende achterklep (the rear was hatched) was de 16 veelzijdiger dan z’n rechtstreekse concurrenten. De achterbank was neerklapbaar én verschuifbaar en het koffervolume kon daardoor van 346 tot 1.200l variëren. De achterbank was bovendien voorzien voor het vastmaken van kinderzitjes (toen ook al erg vooruitstrevend) en had zelfs een positie waardoor je met twee personen kon slapen in de koffer. Renault voorspelde dat die flexibiliteit ‘gezinnen uit de moderne consumptiemaatschappij’ zou aanspreken. En het had gelijk.
Meer dan alleen maar praktisch
Een groot deel van het praktische karakter van deze Renault vloeide voort uit destijds erg vooruitstrevende technische oplossingen. De 16 had een motor en versnellingsbak uit aluminium, wat hem behoorlijk licht en levendig maakte. En terwijl het gros van de auto’s toen nog op de achterwielen werd aangedreven, had deze Renault voorwielaandrijving. In tijden waarin nog geen zelfs nog maar van stabiliteitscontrole had gehoord, leverde dat grote voordelen op voor de voorspelbaarheid van het weggedrag. En - cruciaal - het zorgde ervoor dat er geen aandrijfas naar de achterwielen moest geleid worden. Dat zorgde voor de plaatsbesparing die noodzakelijk was voor de flexibele achterbank.
In 1968 introduceerde Renault een sportieve variant, de TS. Tegelijk werden enkele nieuwe snufjes voor het ganse gamma geïntroduceerd. Achterruitontdooiing bijvoorbeeld, ruitenwissers met twe snelheden en een binnenspiegel met dag / nacht-stand bijvoorbeeld. In ’69 kwamen er dan nog eens een lederbekleding, achteruitrijlicht en elektrische bediende voorruiten bij.
In 1973 kwam Renault tegemoet aan de verzuchten van liefhebbers die snakten naar meer vermogen. Dan met een 1.647cc motor in een sportieve TX-versie die in staat was snelheden tot 175km/u te halen.
De kers op de taart
Als kers op de taart was de opvolger van de erg klassieke Renault Frégate ook nog eens gehuld in een radicaal modernistisch koetswerk. Dat kwam van de hand van Gaston Juchet en trok de aandacht door z’n agressieve neus, maar ook door de aanwezigheid van zes zijraampjes. Die garandeerden een goede zichtbaarheid rondom.
Groot commercieel succes
De Renault 16 is niet alleen één van de meest herkenbare auto’s uit de geschiedenis van het merk of één van de meest gegeerde oldtimers, maar het is nog steeds een van z’n grootste commerciële successen. Toen, in 1980, de productie van de R16 werd stopgezet, waren er 1.851.502 gebouwd.